Eredienst – zondag 3 januari 2016 om 10.00 uur
Categorie:Digipreek
Voorganger: Ds Laseur (wijkpredikant)
Thema: Leg mij aan uw hart!
- Orgelspel
- Welkom, mededelingen en stil gebed (door ambtsdrager)
- (staande) Zingen: Liedboek 2013 nr. 100
- Bemoediging en groet
- Zingen: Reinier Kleijer DV nr. 327 (melodie: Liedboek 2013 nr. 247)
- Geloofsaansporing: 2 Timotheüs 3: 14-17 (BGT)
- Zingen: Evangelische Liedbundel nr. 459
- Gebed om Gods vergeving en Geest
- Schriftlezing: Psalm 131 (HSV)
- Zingen: Liedboek 2013 nr. 131
- Kinderen groep 6 t/m 8 gaan naar nevendienst
- Prediking n.a.v. Psalm 131: 2 (HSV)
Voorwaar, ik heb mijn ziel tot rust en tot stilte gebracht, als een kind dat de borst ontwend is, bij zijn moeder, mijn ziel is mij als een kind dat de borst ontwend is. - Anita van der Molen-Holl en Ina Klement-Meyer zingen met op piano Alice Meyer en op orgel Benno Kok: Er is een God, die hoort (componist: G.C. Stebbink)
- Dienst der gebeden
- Inzameling der gaven, terwijl Benno Kok en Anita van der Molen-Holl uitvoeren: Henk Ruiter: ‘Met het oog op U gericht’
- (staande) Zingen: Evangelische Liedbundel nr. 270
- (staande) Wegzending en zegen (3x gezongen Amen)
- Orgelspel
Bijbelgedeelte voor zelfstudie
Mattheüs 18: 1-5
Vragen voor zelfstudie
- Kinderen staan volgens de Here Jezus menigmaal dichter bij het geheim van het ware leven dan volwassenen. Geef aan waardoor dit komt. Hoe zie jij dit?
- Charles Spurgeon (1834-1892) zei ooit over Psalm 131: ‘Dit is één van de kortste psalmen om te lezen, maar één van de langste om te leren.’ Leg in jouw woorden uit wat hij bedoelt.
- Een kind zit vaak op twee manieren aan zijn moeder vast. Via navelstreng en borstvoeding. Hoe legt de Here God ‘het-kind-in-ons’ als volwassenen aan Zijn hart?
Tekst: Psalm 131: 2 (HSV)
Voorwaar, ik heb mijn ziel tot rust en tot stilte gebracht, als een kind dat de borst ontwend is, bij zijn moeder, mijn ziel is mij als een kind dat de borst ontwend is.
Iemand maakte eens de rake opmerking: ‘Niemand heeft zulke lastige kinderen als God! Want als ze groot zijn, gebeuren twee dingen. Òf ze nemen het heft in eigen handen en zeggen: God, aju! Òf ze gaan vóór Hem liggen als een krijsende baby, die brult: U hebt me gemaakt. Los ’t dan allemaal maar voor me op!’
Op zich heeft elk mens van God uit gezien ontwikkelingsmogelijkheden en soms ook groeiproblemen. Op zich is dit ook niet zo verwonderlijk. Immers ter wereld komen is een ingrijpend proces. Denk aan de hechte lichamelijke band met moeder die verbroken wordt zodra navelstreng is doorgesneden. Eérste grote verandering.
Maar ook daarnà blijft de zuigeling met al zijn zintuigen op de moeder gericht. Alles wat in vers 1 genoemd wordt zoals hart, oogjes en mond zijn aangelegd op stilling van verlangen naar voedsel. Arme vader of moeder, die in supermarkt met spruit rondloopt als ware het een niet te temmen tijger die jengelt en jankt.
Er wordt gesnikt, er wordt gedáán, vertwijfeld naar een speen gezocht. Het tegendeel van het soezerige kind dat zichzelf vergeet. Letterlijk en figuurlijk gelaafd en afgevoerd, achterover liggend. Zoals in Indonesië onopvallend tijdens kerkdiensten gebeurde. Toonbeeld van overgave: moeders, die kind de borst geven.
In het vroegere Israël en nu nog steeds in ontwikkelingslanden gebeurt dit tot aan de kleutertijd toe. Zo is van Samuël bekend dat zijn moeder Hanna hem meenam naar het huis Gods in Silo, toen hij twééde grote verandering achter de rug had. Leven-aan-moederborst-ontwend-zijn. En hem bewust aan Váder geven! Ook als dankzegging voor het feit, dat het kind het leven mocht houden.
Eeuwen later spreekt ook Jesaja (11:8b) over een aan de moederborst ontwende kleuter, die onbekommerd zijn knuistjes uitstrekt naar het nest van een giftige slang. In zekere zin houdt ook ‘het-kind-in-David’ verlangen om argeloos met mensen te kunnen blijven omgaan. Koning zijn tussen duiven en slangen in…
Maar werkelijkheid van een waarschijnlijk inmiddels al oudere David is deze: Voorwaar, ik heb mijn ziel tot rust en tot stilte gebracht, als een kind dat de borst ontwend is, bij zijn moeder, mijn ziel is mij als een kind dat de borst ontwend is. Mens, die rust/stilte zoekt voor ziel, is vaak iemand die last heeft van het tegendeel: van onrust en pijn.
Laten we de vraag aan het begin van dit nog zo prille kalenderjaar nog eens hardop stellen: ‘Hoeveel mensen zitten er innerlijk niet op slot?’ Boos, verdrietig of verkrampt geraakt door wat in een (ver) verleden gebeurd is. Soms met doorwerking naar God toe. Vaak zijn we een gevoelig mens geworden, dat zich soms al gauw aan anderen bezeert!
Wat is dán remedie? Tot nog toe heb ik tekst altijd als volgt gelezen: ‘Zoals een kind dat aan de borst van zijn moeder verzadigd is, is hij/zij die het leven van de ziel met kracht van en door God laat bemoedigen (Ps.138:3).’ Dan klopt míjn beeld van de tekst. Maar dat stáát er níet. God legt ons als kind zo ánders aan Zijn hart.
Zolang een kind borstvoeding krijgt, kruipt het tegen moeder aan om wille van de melk. Maar als het dat níet meer krijgt en tóch nog tegen moeder aan kruipt, gaat het bij het kind inmiddels om de moeder zelf. Zo is David tot rust gekomen bij God. Niet enkel om wat Hij geeft aan zegeningen, maar eerst om wie Hij ís.
En tóch: onderweg wemelt ’t vraagtekens in zijn leven. Beschuldigen zijn broers hem bij Goliath van hoogmoed. Laat vervulling van Gods belofte van het koningschap lang op zich wachten. En is ondanks zijn persoonlijk geloof zijn privé-leven thuis zo vaak ‘pension hommeles’. En nu, wat verwacht ik, Heer, in 2016?
Dat is de vraag aan Israël als volk van God. En in het spoor van de grote Zoon van David, Jezus Christus, óók aan ons. Waarvoor kies ik? Kruip ik als ‘groot kind’ tegen God aan als Eén, die hoort? Of als Eén, die ‘níet thuis’ geeft? In elk geval is Davids gebed: ‘Leg mij aan Uw hart, met het oog op U gericht.’ Amen.