God is een God van grote beloften en van “beloofd is beloofd”!
Waar de mensen God en Zijn belofte aan Adam en Eva al nagenoeg vergeten zijn en verstrooid raken over de wereld, gaat God toch door met Zijn reddingsplan voor de mensen.
En wie wil, krijgt er steeds meer inzicht in.
God kiest één man uit: Abram, een man op leeftijd (75 jaar) die met zijn vader Terah en familie eerder vanuit Ur, in het huidige Irak, naar Haran, in het huidige zuiden van Turkije is gekomen.
“Abram”, zegt God tegen hem,” Ik wil dat je je vertrouwde omgeving en familie verlaat en naar een land reist dat Ik je zal wijzen. Ik zal je tot een groot volk maken, je zegenen en je naam groot maken; en je zult tot een zegen zijn. Ik zal zegenen wie jou zegenen, en wie jou vervloekt zal Ik vervloeken; en in jou zullen alle geslachten van de aardbodem gezegend worden.”
En Abram gaat. Hij gaat op weg met God.
Wordt Abram hiermee nu een geweldig goed levend mens die rotsvast vertrouwt op God, een waar voorbeeld in zijn levenswandel voor alle gelovigen? Ja en nee. Abram is en blijft volgens de Bijbel een mens met fouten en missers, niet zoals de Koran wil doen geloven een super gelovige.
Daarin ligt voor mij ook het cruciale verschil tussen de Bijbel en de Koran. De Koran is een heldhaftig en trots boek, waarin alleen het goede van de voorvaderen en de profeten wordt verteld, om daarmee de eigenwaarde van de gelovigen op te hemelen en hun trots te strelen.
De Bijbel daarentegen hemelt de mens niet op. Het verhaal van God en de mensen in de Bijbel is zo realistisch dat elke Jood of Christen zich eigenlijk diep zou moeten schamen voor zichzelf en zijn voorvaderen.
Wie haalde het ooit in zijn hoofd om ook alle missers van mensen op te schrijven als overlevering aan het nageslacht? Geen mens toch? Maar God wel! Want Hij kent Zijn mensen en Hij windt er geen doekjes om. Maar Hij laat ze níet vallen. Hij belooft hen veel!
Abraham trekt met zijn onvruchtbare vrouw Sara en zijn vee en knechten naar het land Kanaän (een gebied in de regio van het huidige Israël met de Palestijnse gebieden). Zijn neefje Lot, een zoon van zijn overleden broer Haran, gaat met zijn kuddes met Abram mee.
In Kanaän leven ze als nomaden tussen de Amorieten die er wonen. Gedreven door een hongersnood wijken ze uit naar Egypte. Daar is Abram zo bang om vanwege zijn mooie echtgenote Sara vermoord te worden dat hij vertelt dat zij zijn zus is. Hij vertelt daarmee de halve waarheid, want ze hebben inderdaad dezelfde vader. Waar was Abrams geloofsvertrouwen in Egypte gebleven, dat hij dit doet? De schoonheid van zijn vrouw Sara valt inderdaad op en ze wordt in de harem van de farao opgenomen. God moet tussen beide komen om Sara ongeschonden terug te brengen bij Abram!
Terug in Kanaän ontstaat er ruzie tussen Abram en zijn neef Lot en hun beider herders. Jezus leert ons later: Heb uw naaste lief als uzelf. En kijk eens wat Abram doet. Hij constateert dat hij en Lot van elkaar moeten scheiden om ieder voor zich voldoende ruimte te hebben voor de kuddes. En hij laat Lot kiezen welk stuk land hij wil hebben. Zo wordt de ruzie en strijd binnen de familie in de kiem gesmoord!
Lot kiest voor de prachtig groene Jordaanvallei. Daarmee kiest Lot voor weelde, maar ook voor een verziekte leefomgeving. In de vallei liggen namelijk de steden Sodom en Gomorra, waar de normen en waarden heel ver te zoeken zijn.
Abram gaat de andere kant op. Hij kiest voor minder groen gras maar wel voor God en bouwt op de nieuwe plaats een altaar om God te eren.
God bevestigt daar Zijn belofte aan Abram opnieuw: “ Ik zal je al het land geven dat je om je heen ziet. En je nageslacht zal zo uitgebreid zijn als het stof van de aarde.” Wat moet dat een opluchting en bemoediging voor Abram geweest zijn. Jaren leek het dat hij niets meer van God hoorde, en moest hij verder op de weg die hij gekozen had. Maar nu weet hij het weer zeker. God is met hem en gaat voor hem uit! Hij is op Gods weg!
En…. zonder dat Abram het misschien zelf beseft, laat God hem vervolgens iets wonderlijks zien over de toekomst die God met zijn volk en deze hele wereld voor ogen heeft.
Wie wil, krijgt steeds mee inzicht!
Wat gebeurt er namelijk? De vallei waar lot woont wordt overvallen door naburige koningen en de inwoners, waaronder Lot en zijn familie, worden gevangen afgevoerd met al hun bezittingen. Abram krijgt het te horen en rukt met een belachelijk klein groepje mannen (318 mannen) uit om hen te bevrijden. Door een verrassingsaanval tijdens de nacht slaagt Abram erin om alle mensen te bevrijden en ook de bezittingen terug te brengen. De koningen van Sodom en Gomorra zijn Abram bijzonder dankbaar.
Maar dan komt er, voor ons lezers als uit het niets, een onbekende koning naar Abram toe. Zijn naam is Melchizedek; dat betekent “God is rechtvaardig”. Hij is koning van Salem, wat “vrede” betekent. Deze koning van het vrederijk wordt ook nog eens priester van God, de Allerhoogste, genoemd. En deze Vredevorst en priester, Melchizedek, neemt brood en wijn mee voor Abram.
Hier vertelt God aan Abram eigenlijk in één keer zijn totale plan met Israël en deze wereld: Jezus komst en wederkomst in één. Melchizedek is een voorafspiegeling van Jezus. Het brood en de wijn zijn de tekenen van het offer dat Gods Zoon, Jezus, zo’n kleine 2000 jaar later zal brengen, Zijn dood tot bevrijding van de mensen. Wij vieren nog steeds het Heilig Avondmaal met brood en wijn om dit te gedenken en uit te zien naar Jezus’ wederkomst.
En wij weten ook uit de Bijbel dat Jezus eens zal terugkomen als Koning van een nieuw Vrederijk. Na een volkomen ongelijke strijd zal het kleine Israël de overwinning behalen op zijn talrijke vijanden dankzij het ingrijpen van God. En dan zal Jezus bij Zijn volk terugkomen. Zijn voeten zullen rusten op de berg Sion, in Jeruzalem. Hij zal komen tot Zijn volk en met hen de maaltijd van brood en wijn vieren, zoals hij beloofd heeft vlak voor zijn dood.
Mooi is, dat je daarbij ziet dat Abram de Hogepriester Melchizedek toen al erkende als priester van God, want Abraham geeft Hem een tiende van wat Abram zelf verkregen heeft in de strijd, net zoals later de Israëlieten een tiende zullen afstaan aan de priesters en de Levieten die in Gods tempel werken.
Vierde Abram, als aardsvader van Israël hier misschien wel als eerste het Heilig Avondmaal samen met zijn toekomstige Koning?
Ondanks deze bijzondere momenten, gaat het leven voor Abram daarna gewoon door. Het lijkt voor ons misschien wel dat Hij bijna constant contact had met God, maar als je goed kijkt zitten daar soms vele jaren tussen.
Zo raakte Abraham regelmatig in twijfel over Gods belofte vanwege zijn eigen leeftijd en die van zijn vrouw. Menselijkerwijs kan van nageslacht al lang geen sprake meer zijn!
God ziet de twijfel en bevestigt Zijn belofte opnieuw aan Abram. Hij laat hem zelfs weer een stukje meer zien van Zijn plan: “Kijk eens naar de sterren, Abram”. In de pikdonkere nacht moet Abram onvoorstelbaar veel sterren hebben kunnen zien. “Zo talrijk zal je nageslacht zijn.”
Ongelooflijk, wat God belooft, maar Abram geloofde God “tegen beter weten in”. En dat, dat is het enige maar ook het krachtigste wat hij doen kan. Duizenden jaren later wordt nog gesproken over deze geloofsdaad van Abram door Paulus, want God rekende hem dat tot gerechtigheid. Niet Abrams daden, maar zijn geloof maakte Abram rechtvaardig voor God. En daarom zijn alle mensen die later geloven in God en Zijn Zoon Jezus, op dezelfde manier rechtvaardig voor God en daarmee kinderen van Abram geworden.
Maar God vertelt Abram nog meer: Je nageslacht zal talrijk worden, maar het zal 400 jaar onderdrukt worden in een ander land. Daarna zal het met veel rijkdommen daaruit wegtrekken. Of Abram hier al wat mee kon…? Maar zijn nakomelingen die het ondergaan zeker wel, als ze Gods woord en beloften tenminste kennen.
Wat heerlijk is het als God ons al iets vertelt over de toekomst, ook als dat over moeilijke tijden gaat. Daardoor hebben we hoop in tijden van moeite en verdrukking en weten we dat de uitredding zal komen. God laat ons niet in het ongewisse. Hij zorgt ook op die manier goed voor ons.
Dat Abram geen onverwoestbare geloofskrachtpatser is, blijkt wel als hij op 85 jarige leeftijd opnieuw zwicht voor de twijfel en God een handje gaat helpen door een kind te verwekken bij Hagar, de slavin van zijn vrouw Sara. In die tijd gold het kind van een slavin van een vrouw als een eigen kind van de vrouw. Dit leek volgens Sara en Abram nog de enige mogelijkheid om Gods belofte te kunnen verwezenlijken, want Sara was onvruchtbaar en bovendien al veel te oud. Dus wat doe je dan? God een handje helpen.
Ismaël wordt geboren bij Hagar. Van Hem zegt God tegen Hagar: Hij zal zo eigenzinnig zijn als een wilde ezel en hij zal ruzie hebben met iedereen om zich heen. Hij zal lijnrecht tegenover zijn broers staan (de nakomelingen van Izak = Israël).
De nakomelingen van Ismaël zijn de Arabieren en in geestelijke zin alle Moslims. De Moslims beschouwen letterlijk Ismaël als hun voorvader. Hoeveel haat zien we onder hen tegen Israël in het bijzonder en andersgelovigen in het algemeen. Hoe waar is deze profetie tot op de dag van vandaag.
Pas als Abram 99 jaar oud is, herhaalt God Zijn belofte opnieuw. “Je zult uitgroeien tot een menigte van volken, Abram!” En om dit te bevestigen verandert God de naam van Abram in Abraham. Dit verwijst naar het woord menigte in het Hebreeuws. En opnieuw toont God Abram meer van Zijn plan: God stelt de besnijdenis in. En… niet alleen voor de nakomelingen van Abraham, maar ook voor elke vreemdeling die bij het volk van Abraham is gaan horen! Zo open is God naar iedereen die bij Hem wil horen. Iedereen mag bij Zijn volk horen, maar… als je niet besneden bent, dan moet je uit het volk verwijderd worden, want dan heb je het verbond met God verbroken.
Later laat Paulus zien dat deze fysieke besnijdenis ook een uitbeelding is van Gods plan met de volken. Als je je hart geeft aan God, door het open te stellen voor Jezus, dan noemt Paulus dat de besnijdenis van je hart. Je hart draagt dan het kenmerk van God en je hoort bij Zijn volk. Maar zolang je weigert om je hart open te stellen voor God en Jezus, dan hoor je nog niet bij Zijn volk. Maar…. je bent wel van harte welkom!
God vertelt vervolgens aan Abraham dat hij zoveel verschrikkelijk leed en verdriet van mensen hoort uit Sodom en Gomorra , waar Abrahams neefje Lot woont. Hij kan het kwaad daar gewoon niet langer meer aanzien en vertelt dat Hij van plan is om beide steden te verwoesten.
Is het dan zo erg in Sodom en Gomorra? Zoiets doe je toch niet!
Nu luister:
God stuurt twee engelen als mannen naar de stad om polshoogte te gaan nemen van de situatie. Ze worden door Lot herkend als vreemdelingen in de stad en hij nodigt ze uit om bij hem te logeren. Dat willen ze aanvankelijk niet aannemen, “We slapen wel op het marktplein”, maar Lot dringt sterk aan. Enige uren later blijkt waarom. Als het donker is geworden verzamelt zich een grote menigte mannen rond het huis van Lot. Jong en oud is erbij, niemand uitgezonderd, en ze schreeuwen: “Waar zijn die mannen die vannacht bij jou gekomen zijn, Lot? Breng ze naar buiten zodat we gemeenschap met ze kunnen hebben!”
Lot, heel dapper, stapt schielijk de deur uit en trekt hem onmiddellijk weer stijf achter zich dicht. Hij probeert de menigte tot bezinning te brengen, maar zonder enig resultaat. Hij wordt zelfs gedwongen door de uitzinnige menigte om voor te stellen zijn twee in ondertrouw zijnde jonge dochters aan de waanzinnige kerels te geven. Maar ook dat voorstel helpt niet. “Ga aan de kant, jij jochie van buiten onze stad. We zullen jou wel eerst pakken en nog erger met je doen dan met die twee vreemdelingen van je! Ze stormen op Lot af. De twee engelen doen op dat moment snel de voordeur open en trekken Lot net op tijd naar binnen.
Wat een leed en erbarmelijke noodkreten moeten vanuit deze stad tot God opgeklommen zijn in al die jaren daarvoor, waarin het leven van vrouwen en mannen nog geen cent waard was . Mensen gingen in hun driften als beesten met elkaar om, ja, eigenlijk nog veel erger dan beesten kunnen.
Maar Abraham vindt het toch verschrikkelijk als hij hoort wat God wil gaan doen en hij begint een pleidooi bij God voor de steden Sodom en Gomorra.: “God, als er nog 50 goede mensen in de stad wonen, laat u de stad dan bestaan? En… als het er nu eens tien minder zijn. Om tien mensen gaat u de stad toch niet vernietigen?” En zo durft Abraham verder te gaan tot 10 rechtvaardigen, die de stad moeten kunnen behouden. God luistert en accepteert het pleidooi van Zijn kind Abraham!
Maar de engelen, die bij Lot logeren, zien dat er zelfs niet eens tien goede mensen over zijn en ze vertellen Lot dat God de steden diezelfde nacht nog gaat vernietigen. Ze geven Lot de kans om zijn geliefden te waarschuwen en met hen te vluchten. Maar als Lot zijn beide aanstaande schoonzonen waarschuwt, wordt hij alleen maar door hen uitgelachen; ze gaan écht niet met hem mee.
De tijd begint te dringen. Het licht gloort al aan de horizon, de nacht is bijna ten einde. De engelen gebieden Lot met zijn beide dochters en zijn vrouw om nu echt onmiddellijk te vluchten.
Maar….Lot aarzelt en vertrekt nog steeds niet!
Daar staat Lot dan, op de grens tussen leven en dood, er is geen tijd meer te verliezen en ….. hij aarzelt! Heeft hij wel in de gaten wie God is, zelfs na al die waarschuwingen van de engelen om hem heen? Dan zou hij toch nooit geaarzeld hebben?
En wat doet God dan op zo’n moment?
Hij laat de engelen Lot, zijn vrouw en beide dochters bij de hand grijpen, omdat God Zelf hen wil sparen! Ze sleuren ze gewoon weg uit het gevaar, op de laatste nipper.
En waarom doet God dit. Waarom redt Hij Lot die zo twijfelde?
Omdat Hij aan Abraham dacht (Gen.19: 29), zegt de Bijbel. Dacht God nog aan het pleidooi van Abraham? Een gebed van een rechtvaardige vermag immers veel, zegt de Bijbel. Of is Zijn liefde voor Abraham zo groot dat Hij ook wil omzien naar de geliefden van Abraham?
In alle opzichten in ieder geval een geweldige hoop voor ons, die pleiten bij God voor hen van wie wij zoveel houden!
En God hoort er naar! Dát is de God van de Bijbel. Zó is God! God wilde niet eens met de vernietiging van de steden beginnen voordat Lot in veiligheid was!
Het vervolg van Lot en zijn twee dochters is een triest incestverhaal. Uit de incest komen twee zonen voort die de stamvaders worden van de Moabieten en Ammonieten.
Abraham is 100 jaar, als zijn oude vrouw Sara een zoon krijgt: Izak. Dit is eindelijk de zoon die God al die tijd voor ogen had. Dit is de zoon van de belofte. Via hem groeit het nageslacht van Abraham door tot het volk Israël.
Ismaël, inmiddels een puber, is, net zoals zijn moeder, gevaarlijk jaloers op de kleine en moet worden weggestuurd, tot groot verdriet van Abraham. Ismaël wordt ook rijk gezegend met kinderen en is, zoals eerder gezegd, de stamvader geworden van de Arabieren en moslims.
Als Izak volgens de overlevering waarschijnlijk zo’n 30 jaar oud is, vraagt God aan Abraham opnieuw een enorme geloofsdaad. Voor ons haast niet voor te stellen, zo groot. God vraagt Abraham om zijn nu enige zoon, van wie Abraham zo zielsveel houdt, te offeren.
Kan hij dat? Abraham houdt zo veel van hem en dit is toch de zoon van de belofte. Hoe moet het dan verder?
Abraham gehoorzaamt toch. Hij moet gedacht hebben, volgens Paulus: God zal mijn zoon op de één of andere manier weer levend maken en teruggeven. Hij heeft Zijn belofte toch gegeven!
Een trieste reis wordt aangevangen naar het land Moria waar hij Izak moet offeren op een berg die God zal aanwijzen. De Joden nemen aan dat de berg Moria bij Jeruzalem, waar Salomo later de tempel voor God op laat bouwen, dezelfde berg is als die waar Abraham Izak ging offeren. De berg Golgotha waar Jezus, de enige Zoon van God een kleine 2000 jaar later zichzelf opgeofferd, is een uitloper van deze tempelberg Moria.
Op weg naar de berg vraagt Izak Abraham waar het offerlam is. Abraham spreekt dan zonder te weten de profetische woorden: “God zal Zichzelf van een lam voor het brandoffer voorzien.” Zoals God in Jezus vele jaren later inderdaad gedaan heeft op Golgotha.
Op het allerlaatste moment roept God Abraham een halt toe. Abraham heeft zijn bereidheid getoond zijn zoon te offeren, dat is genoeg. De mensen hoeven en mogen van God geen kinderen offeren. Nooit! Alleen Hijzelf zal dat offer eens brengen in Jezus, Zijn enige geliefde Zoon, omdat Hij zielsveel van ons houdt en Hij ons wil redden. En zo vertelt God via deze merkwaardige opdracht Zijn reddingsplan al tot in detail aan Abraham. Niet in woorden, maar in beeld.
Gelukkig hoeven wij het niet zelf uit te voeren. We zouden het niet kunnen.
Gezamenlijk keren Abraham en Izak terug.
Als Abraham oud wordt, stuurt hij zijn knecht Eliëzer naar Haran, naar zijn eigen familie, om een vrouw te halen voor zijn zoon Izak. De knecht ervaart hierbij heel direct Gods leiding, ook als antwoord op een schietgebedje. Hij komt terug met Rebecca, een achternichtje van Abraham.
Maar ook Rebecca blijkt onvruchtbaar. Hoeveel vertrouwen is er steeds weer nodig in God om te geloven in Zijn beloften. Maar op grond van Zijn beloften kan je wel bidden en pleiten. Ook deze keer. Izak bidt en pleit bij God en op een dag is Rebecca zwanger. En wel van een tweeling: Ezau en Jakob. De beide jongens zijn zo verschillend. Al in de moederschoot geeft dit strijd. God vertelt aan Rebecca dat deze twee zonen de stamvaders zullen zijn van twee volken en dat de eerste de laatste zal dienen. De strijd die al in de moederschoot begint, zet zich voort in het gezin. Vader heeft een lievelingszoon: de stoere, ruige Ezau, want Izak geniet zo van het wild dat Ezau voor hem vangt en bereidt. Moeder Rebecca houdt veel meer van de rustige, bedachtzame Jacob, die haar in en om de tent helpt met het werk.
Eens geeft Ezau, na moe en hongerig uit het veld thuisgekomen te zijn, zijn erfrecht als eerstgeborene weg aan Jakob voor een bord heerlijke rode soep. “Ach”, zegt hij, “ik sterf van de honger, wat heb ik dan aan een eerstgeboorterecht?”
Het eerstgeboorterecht houdt in dat je als oudste een dubbel deel van de erfenis ontvangt bij het overlijden van je vader. Daar staat tegenover dat je ook de plicht tot zorg voor de familie krijgt.
Izak wordt rijk gezegend door God. Dat valt op bij de bewoners van het land waar hij als vreemdeling woont. Ze worden jaloers en verdrijven hem uit hun omgeving. Hoe herkenbaar in alle tijden weer…
Ezau trouwt met twee Hethietische vrouwen. Het klikt helemaal niet tussen Izak en Rebecca en hun schoondochters. Ze zijn een ware kwelling voor hen.
Als Izak ouder wordt, verliest hij zijn gezichtsvermogen . Hij voelt zijn krachten afnemen en roept Ezau bij zich om hem de eerstgeboortezegen te geven. Rebecca hoort dat en zet Jakob schielijk aan tot bedrog. En zo ontvangt niet Ezau maar Jakob de eerstgeboortezegen van zijn vader, door zich voor te doen als zijn broer Ezau. Deze zegen houdt onder andere in dat Jakob zal leven in vruchtbare streken en zal heersen over zijn broeders.
Als Ezau daar achter komt, is hij radeloos en razend. Hij wil nog maar één ding en dat is Jakob een kopje kleiner maken. Jakob is in acuut gevaar en Rebecca bespeelt haar man zo, dat hij Jacob naar Haran stuurt om zich daar bij zijn oom Laban (de broer van Rebecca) een vrouw te vinden. “Jij, Jakob”, zegt zijn vader, “moet een goede vrouw zoeken, en niet zulke Kanaänitische als je broer.” In Haran, zo denkt Rebecca, kan Jacob veilig blijven tot de woede van Ezau is bedaard. In de Bijbel lezen we verder niets meer over een weerzien tussen Rebecca en haar lievelingszoon Jakob.
De woorden van zijn vader doen Ezau groot verdriet bovenop de pijn die hij al heeft. Zijn vader keurt zijn keuze van echtgenotes af. En Jakob, zijn zoete maar zo geniepige broertje, gaat nu heel gehoorzaam een “goede” vrouw halen en verkrijgt daarmee ook nog eens de goedkeuring van zijn vader. Ezau wil ook de goedkeuring van zijn vader verdienen! Ezau trouwt daarom snel de dochter van Ismaël. Daarmee is zijn derde vrouw toch uit de familie van Abraham? Is zijn vader nu tevreden over hem?
Ezau’s nageslacht zijn de Edomieten die ten zuiden en zuidwesten van Israël gaan wonen in een onherbergzame streek. Ze hebben altijd haat gehouden tegenover Israël, het nageslacht van Jakob. Ze hebben later zelfs de koning van Babel geholpen om Jeruzalem te veroveren en het volk te deporteren. Nog later, als de Edomieten verdreven zijn en grotendeels zijn opgegaan in het volk Israël, steekt deze haat nog één keer de kop op in de Edomiet Herodes, die Jezus probeert te vermoorden door een kindermoord op alle kinderen in Bethlehem uit te laten voeren.
Zoveel bedrog, haat, jaloezie en verdriet…..hoe kan Gods plan toch doorgang vinden in de levens van ons mensen?
Maar dat doet het wel! Op weg naar zijn oom in Mesopotamië krijgt Jakob een droom waarin God opnieuw zijn belofte bevestigt, maar nu aan Jakob : “Ik ben de Heere, de God van uw vader Abraham en de God van Izak; dit land waarop u ligt te slapen, zal Ik u en uw nageslacht geven. Uw nageslacht zal talrijk zijn als het stof van de aarde. In uw nageslacht zullen alle geslachten van de aardbodem gezegend worden.”
Jakob is zo onder de indruk van de droom, dat hij de plaats de naam “Bethel” geeft, “huis van God”, want hier heeft God met hem gesproken. Hij belooft God dat als Hij hem weer heelhuids terug zal brengen naar dit land, hij God hier zal eren en dienen.
Onzeker vervolgt Jakob zijn weg, maar God gaat met Hem mee.
Het voert te ver om hier alle intriges en misleidingen te noemen die Jakob over zich heen krijgt bij zijn oom Laban. Maar na 20 jaar voor zijn oom Laban gewerkt te hebben, is Jakob op weg naar huis als een rijk man met twee vrouwen, de zusjes Lea en Rachel, en 11 zonen en één dochter. Het is opnieuw een gezin dat geteisterd wordt door wedijver, jaloezie en haat. Jakob heeft zijn vrouw Rachel zichtbaar meer lief dan Lea, maar Lea heeft weer veruit de meeste zonen voor Jakob gebaard. Op dat moment heeft Rachel maar één zoon van zichzelf gekregen: Jozef. Later, bij de geboorte van haar tweede zoon, de twaalfde en laatste zoon van Jakob, sterft Rachel in het kraambed.
Jakob trekt, op weg naar huis, door het gebeid waar zijn broer Ezau woont. Jakob is doodsbenauwd om hem onder ogen te komen en stuurt allerlei goede en vriendelijke boodschappen en cadeaus voor zich uit naar zijn broer om hem gunstig te stemmen.
Ezau trekt Jakob tegemoet met 400 man. De nacht voor hun treffen kan Jakob geen rust meer vinden. Waar is Jakobs vertrouwen in Gods belofte gebleven? Hij is bang!
Jakob zondert zich af en die nacht ontmoet hij in het donker een man die met hem op de vuist gaat. Jakob worstelt met Hem tot dat het licht begint te worden. Het lukt de man niet om Jakob te overwinnen. Maar dan raakt de man de heup van Jakob en ontwricht hem. “Laat me gaan”, zegt de man, “het wordt al licht”. “Niet voordat U mij zegent!” , roept Jakob in de strijd.
De man geeft toe en geeft Jakob een nieuwe naam, Israël, en zegent hem.
De naam Israël betekent “Strijder met God”, want Jakob heeft gestreden met God en de mensen en hij heeft overwonnen, zo verklaart de Man de naam.
Jakob herkent God in de man.
En zo laat God, volgens mij, Zijn plan weer verder zien: Israël zal zwaar gehavend worden maar niet overwonnen in Zijn strijd met God en de mensen. Het zal uiteindelijk gezegend worden als de Grote Dag aanbreekt en Jezus naar Zijn volk terugkeert.
En, hoe kijken wij nu naar het volk Israël? Het volk worstelt en strijdt met de mensen en met God en loopt daarbij wellicht net zo vaak mank als ieder ander volk. Maar toch zegent God Zijn volk en zal Hij het zegenen.
Waarom? Omdat God de hele aarde wil zegenen en Hij ervoor gekozen heeft dat te doen via Zijn volk Israël.
De volgende dag verloopt de ontmoeting met Ezau, die inmiddels ook heel rijk gezegend is door God, heel goed. Daarna reist Jakob door naar Sichem in het land Kanaän.
Maar ook daar vindt zijn gezin geen rust. De enige dochter van Jakob gaat uit in de stad Sichem en wordt verkracht door de zoon van de koning van Sichem. Waar Jakob en de koning het nog proberen te sussen door een huwelijk tussen de twee te arrangeren, slaan de broers van Dina in razernij erop los en moorden op een lafhartige wijze alle mannen in de stad Sichem uit.
Jakob kan wel wegzakken in de grond van schaamte tegenover de Kanaänieten vanwege het gedrag van zijn zonen. Hij wil eigenlijk met hangende pootjes het land verlaten. Maar dan komt God opnieuw tussen beide. God herinnert Jakob aan Zijn belofte aan hem gedaan bij Bethel. “Ga naar Bethel, Jakob, en bouw daar een altaar voor Mij zoals je toen beloofd hebt als Ik je heelhuids terug zou brengen.”
Wat moet er door Jakob heen gegaan zijn? “Wilt U dan verder met mij, God?! Ik heb het zo verprutst als vader en als mens.” Maar God houdt vast aan Zijn belofte, juist ook in onze zwakte.
Jakob ontmoet zijn vader Izak nog voordat hij sterft, en als hij sterft begraaft hij hem samen met zijn broer Ezau.
Intussen loopt het in de verhoudingen binnen het gezin van Jakob helemaal uit de hand. Jozef, de eerstgeborene van zijn lievelingsvrouw, is duidelijke het lievelingetje van Jakob. Jakob geeft hem mooie cadeaus en omgekeerd verklikt Jozef zijn broers bij zijn vader. Tot overmaat van ramp vertelt Jozef ook nog eens dat hij hele bijzondere dromen heeft, zoals dat de zon en de maan en elf sterren voor hem neerbuigen. Dat betekent dat de elf broers en de vader en moeder van Jozef ooit voor Jozef zullen buigen. Dat trekken de broers niet langer en ze worden ziedend op Jozef en haten hem zoveel dat ze hem op een dag als slaaf verkopen aan een handelskaravaan van de Ismaëlieten. Hun vader doen ze geloven dat Jozef is gepakt door een wild dier. Jakob is ontroostbaar.
Wat een leugens en wat een haat en ellende wordt er meegedragen in dit gezin!
Jozef komt in Egypte terecht. God zegent daar het werk van Jozef en dat valt op. Eerst wordt hij slaaf, maar al snel huisopzichter bij het hoofd van de lijfwacht van de farao. Dan wordt Jozef echter aangerand door diens vrouw en belandt door valse beschuldigingen in de gevangenis. Maar ook in deze letterlijke duisternis ziet God Jozef en zegent zijn werk. Hij mag daardoor de gevangenisbewaarder helpen en komt zo in contact met twee bijzondere gevangenen: de schenker en de bakker van de farao. Jozef legt hen ieder een droom uit, met hulp van God en twee jaar later, als de farao een onverklaarbare droom heeft, wordt Jozef uit de gevangenis geroepen om opnieuw Zijn God om uitleg te vragen over de droom.
En God geeft uitleg. De Farao droomde van zeven dikke koeien die uit de Nijl kwamen, gevolgd door 7 magere koeien. De magere koeien aten de dikke koeien op maar bleven even mager als voorheen. Jozef legt de betekenis die hij van God doorkrijgt uit aan de farao: er zullen zeven goede oogstjaren komen, gevolgd door zeven jaren van hongersnood.
Jozef adviseert de farao om iemand aan te stellen die ervoor moet zorgen dat er in de zeven overvloedige jaren veel graan op wordt geslagen zodat er genoeg reserve zal zijn voor de zeven magere jaren die daarna zullen komen.
De farao is enthousiast over de uitleg en het plan en weet al meteen wie hij als uitvoerder van dit plan gaat aanstellen: Jozef, want het is duidelijk dat Gods Geest in Jozef is! Jozef wordt onderkoning en de farao geeft hem bovendien een vrouw. Nog voor de hongersnood aanbreekt krijgt Jozef twee zonen: Manasse en Efraïm.
Hoe onbegrijpelijk en soms pijnlijk lopen de wegen van God in onze individuele levens, maar hoe mooi blijken ze achteraf!
De hongersnood die dan volgt, wordt ook tot ver buiten Egypte gevoeld. Veel mensen van binnen maar ook van buiten Egypte komen naar de farao en Jozef om graan te kopen. De Farao wordt daardoor nog vele malen rijker dan hij al is.
Noodgedwongen reizen ook de broers van Jozef naar Egypte om graan te gaan kopen. Benjamin, de jongste van Rachel blijft echter thuis bij zijn vader. Jakob wil onder geen beding deze enige zoon van zijn overleden lievelingsvrouw in gevaar brengen.
Aangekomen in Egypte herkennen de broers Jozef in zijn hoedanigheid als Egyptische onderkoning niet, en buigen voor hem neer. Het is een prachtig verhaal hoe Jozef achterhaalt dat zijn broers veranderd zijn. Er is geen spoor meer van haat, maar ze nemen het nu op voor hun jongste broer Benjamin.
Het uiteindelijke weerzien tussen Jozef, zijn broers en vader is ontroerend. Jozef laat hen naar Egypte verhuizen en geeft hen de streek Goossen tot woonplaats, ideaal voor de kuddes om te grazen.
En zie, hier vangt in beginsel de voorzegging aan die God aan Abraham deed: Je nageslacht zal 400 jaar onderdrukt gaan worden in een ander land. De onderdrukking zal namelijk snel gaan volgen na de dood van Jozef.
Jakob wordt oud en hij zegent zijn zonen en kleinzonen. Al zijn zonen zullen stamvader worden van één van de stammen van het volk Israël. Maar de stam Jozef bestaat niet. Wel een stam Efraïm en Manasse. In zijn twee zoons krijgt Jozef een dubbel deel.
Een oplettende rekenaar zal hier constateren dat je dan 13 stamgebieden moet hebben in Israël, omdat Jakob 12 zonen heeft en Jozef een dubbel deel krijgt in zijn twee zonen. En toch heeft Israël maar 12 stamgebieden. Hoe zit dat?
De stam Levi krijgt later geen grondgebied als erfdeel toegewezen, want zij mogen priester en helper worden in Gods tempel en leven van de tienden die de andere stammen aan hen zullen afdragen. Het priesterschap van de Heer is hun erfelijk bezit in plaats van een grondgebied.
En hoe gaat Gods belofte in dit alles verder? Via het volk Israël in zijn geheel en in het bijzonder via Jakobs zoon Juda. De zegen die Juda van Jakob krijgt luidt onder andere: Juda, jij bent het! Uit jou zal de koning voortkomen en Hem zullen alle volken gehoorzamen.
Bijzonder om op te merken is dat Levi en Juda , de derde en vierde zoon van de door Jakob onbeminde vrouw Lea zijn. Hoe beminde God de onbeminde wel, door haar zo te zegenen! Zo is de God van de Bijbel! Niemand valt er buiten, niemand wordt afgeschreven. Nee, juist de achterstelden zet Hij vooraan.
En hoe kijkt Jakob uiteindelijk op zijn veelbewogen leven terug? Hij zegt op zijn sterfbed:” De God van mijn vaderen Abraham en Izak heeft mij als een herder geleid, mijn leven lang.”
En hoe kijkt Jozef er op terug?
Na het sterven van zijn vader, zijn zijn broers bang voor wraak van Jozef om wat ze hem hebben aangedaan. Maar Jozef zegt: “Wees niet bang, want sta ik soms op de plek van God? Jullie hebben mij weliswaar kwaad gedaan, maar God heeft dat ten goede gekeerd, om een groot volk in leven te houden. “
En dat volk is groter dan Jozef toen kon bevroeden. Het omvat in Jezus, de verre nakomeling van Abraham, Izak en Jakob, alle geslachten die in Hem gezegend worden.
Als Jozef op 110 jarige leeftijd sterft, heeft hij weet van de belofte van God aan Zijn volk, ooit gedaan aan Abraham. Na een periode van verdrukking zullen Abrahams nakomelingen terugkeren naar Kanaän. En Jozef geeft daarom voor zijn sterven de opdracht om zijn beenderen te zijner tijd mee terug te nemen en te herbegraven in het land dat God hen geven zal.
En zo geschiedt het zo’n 400 jaar later.
God is een God van beloften én Hij komt ze na!