Blijf bij Mij. Zodat Ik je kan geven wat Ik je heb beloofd.
God heeft ooit de geboorte van een Verlosser beloofd aan Adam en Eva, en de lijn van de uitvoering van die belofte loopt via Abraham, Juda, .. David, Salomo…..naar Jezus en vervolgens naar Jezus’ eeuwig koningschap.
God voert dit zeker uit, Hij komt Zijn belofte na. Maar wat vraagt Hij intussen van ons?
Blijf bij Mij, zodat Ik je kan geven wat Ik je beloofd heb.
David is een koning naar Gods hart. Hoe? Dat onderwijst David aan zijn zoon Salomo in 1 kronieken 28:9 “En jij, mijn zoon Salomo, ken de God van je vader, en dien Hem met een volkomen hart en met een bereidwillige ziel, want de Heere doorzoekt alle harten , en Hij heeft inzicht in alle gedachtevorming. Als je Hem zoekt, zal Hij door jou gevonden worden, maar als je Hem verlaat, zal Hij je voor eeuwig verstoten.”
Davids leven wordt gekenmerkt door het volgen van God. Dat zie je tot uiting komen op allerlei manieren. Nogal eens worden mensen er door verrast; hij reageert soms zo anders dan je van een mens verwacht.
David is daarmee een goed voorbeeld voor zijn volgers en later zijn volk. Hij is een koning naar Gods hart.
Al jong had hij een grandioos vertrouwen in God. Je zou een toevallig langskomende puber die gewapend met een slinger en een paar steentjes op een reusachtige, getrainde en zwaar bewapende kampvechter van de Filistijnen afstapt, toch compleet voor gek verklaren?! Maar het zijn Davids woorden die doeltreffen, zowel in het leger van Israël als bij Goliath de kampvechter: “U komt naar mij toe met een zwaard, speer en werpspies, maar ik kom naar u toe in de Naam van de Heere van de hemelse legers, de God van de legereenheden van Israël, Die u bespot hebt.”
Eén steentje doet de reus tegen de vlakte slaan en het volk Israël in enthousiasme voor David ontsteken.
Saul voelt de hete adem van David in zijn nek. Hij weet, God is met David en niet langer bij mij. Hij wordt angstig voor de gevolgen hiervan voor hem en zijn zoon, de beoogde troonopvolger Jonathan, en besluit David op een nette manier uit de weg te ruimen.
Hij promoveert David wegens bewezen moed tot legeraanvoerder over 1000 man en stuurt hem op de ene na de andere levensgevaarlijke missie tegen de Filistijnen. Die zullen dat vuile klusje wel voor Saul opknappen….
Maar David brengt zijn manschappen telkens weer heelhuids terug na het behalen van weer een overwinning. Het volk wordt uitzinnig bij zijn binnenkomsten en scandeert: Saul heeft zijn duizenden verslagen, maar David zijn tienduizenden!
Dan probeert Saul via zijn dochter, die hij met David laat trouwen, om invloed te krijgen op David en hem zo in het ongeluk te storten. Maar zijn dochter wordt stapel verliefd op David, dus dat kan Saul wel schudden. Ook zijn zoon Jonathan wordt een hartsvriend van David, en dat terwijl David de troon van Jonathan bedreigt! Saul moet steeds erkennen dat David door God gezegend wordt. Hij knarsetandt van onmacht en woede. Ondanks herhaalde waarschuwingen en adviezen van mensen om hem heen kan hij zijn boosheid tegen David niet laten varen.
Wat zou er gebeurd zijn als Saul, in plaats van jaloers te zijn op David die dicht bij God leeft, naar God was gegaan en zijn eigen verkeerde keuze voor God had neergelegd en om vergeving had gevraagd?
Maar Saul vecht verbeten door tegen David en daarmee tegen God. Het is een onmogelijk te winnen strijd en Saul wordt hoe langer hoe ongelukkiger.
Maar ook David heeft eronder te lijden. Hij moet op den duur hals over kop vluchten omdat hij zijn leven in de buurt van Saul niet meer zeker is. De speren vliegen hem letterlijk om de oren. Om te overleven moet hij brood bedelen bij een priester. Dit wordt heimelijk gezien door een Edomiet (nakomeling van Ezau) die dit aan Saul verraad. Onmiddellijk laat Saul de priester en zijn 84 medepriesters ombrengen en hij moord hun woonplaats volledig uit, inclusief baby’s en alle dieren. Zo is Saul geworden….de gezalfde van God?!
En wie durft nu David nog te helpen? Wie heeft David nog achter zich staan?
Zijn familie en een groep verbitterde en verstoten mannen sluiten zich bij hem aan. Tezamen zo’n 400 man. David trekt zich met hen terug in de woestijn en leeft in grotten. Zijn legertje groeit aan tot 600 man als hij een dorpje Kehila ontzet dat door de Filistijnen overmeesterd is.
Let op, David deed dit laatste niet zomaar. Er staat: En David raadpleegde de Heere en vroeg: Zal ik op weg gaan en deze Filistijnen verslaan? De Heere zei tegen David: Ga, u zult de Filistijnen verslaan en Kehila verlossen.
Hier zie je weer hoe David ook in de woestijn God blijft raadplegen. Hij blijft God zoeken, ook in de misère. God blijft zijn steun en toeverlaat en zijn raadsman.
Vaak trekt Saul erop uit om David te doden, als Davids verblijfplaats weer eens verraden wordt. Soms kunnen David en zijn mannen maar op het nippertje ontkomen. Hen wordt geen rust gegund.
Op een dag heeft David zich met zijn manschappen verstopt voor Saul in een grot. Als Saul langskomt met zijn leger houdt hij een plaspauze en trekt hij zich zedig terug in de grot waar David zich met zijn mannenschappen stijf tegen de wand drukken. David heeft de kans van zijn leven! Hij sluipt met zijn mes in zijn hand naar de argeloos gehurkte Saul toe, die net een grote boodschap doet en…..snijdt heel voorzichtig een puntje van Sauls mantel af.
Nietsvermoedend verlaat Saul even later springlevend de grot.
De mannen van David zijn verbijsterd. David, dit was de kans die God je gaf! Waarom sloeg je niet toe?!
David antwoordt: Zoiets zou ik nooit doen. Saul is door God als koning gezalfd. Het is niet aan mij om hem te doden.
Zie hier, hoe David eerbied heeft voor het leven van andere mensen en niet zelf oordeelt maar het oordeel aan God overlaat. Hierin volgt hij de weg van God tegen de logica van mensen in.
Daarop loopt David met het puntje van Sauls mantel naar buiten en laat Saul zien dat hij hem had kunnen doden maar dat niet heeft gewild. Saul is er ondersteboven van en sluit vrede met David. Maar die vrede is helaas van korte duur. Sauls woede komt al snel weer terug.
Toch is ook David een keer door zijn emoties zo verblind dat hij bijna zelfrechter had gespeeld. Gelukkig liet hij zich waarschuwen.
Een heel seizoen had David gebivakkeerd in de woestijn waar herders hun schapen weidden. Zelf vroeger ook herder geweest, had hij met zijn manschappen de herders geholpen bij het beschermen van hun kuddes. Geen enkel dier was verloren gegaan. De herders waren heel blij met David.
Toen de schapen teruggedreven waren voor het scheren, had David voedsel nodig voor zijn manschappen. Hij stuurt een paar van zijn mannen naar Nabal, de stinkend rijke eigenaar van de schapen, en vraagt om eten. Zijn mannen worden echter uitgemaakt voor zwervers en losgebroken slaven en bruut weggestuurd. Niks krijgen ze van Nabal. Hoe haalden ze het in hun hoofd om het hem te vragen! Schorem! Wegwezen!
David is woest bij zoveel stank voor dank. Hij trekt zijn zwaard en gaat met 400 man op Nabal af. De wijze vrouw van Nabal heeft inmiddels gehoord wat er gebeurd is en beseft het grote gevaar. Ze laadt heel veel eten op ezels en gaat, zonder dat haar man het weet, David tegemoet. Ze treft David en weet hem tot bezinning te brengen met het eten en door te zeggen : Dank God dat Hij u verhoed heeft om eigen rechter te spelen en bloedschuld op u te laden!
Als de vrouw haar man later het voorval vertelt krijgt hij spontaan een hartaanval en sterft binnen enkele dagen. David ziet hierin het oordeel van God en is zo blij dat hij zelf niet het heft in eigen hand heeft genomen. David stuurt een bode naar de wijze weduwe en vraagt haar om zijn vrouw te worden. Dat wil ze. Haar naam is Abigaïl.
Uiteindelijk vlucht David Israël uit en zoekt een veilig heenkomen bij de Filistijnen. Als “vijand van Saul”, is hij welkom bij hen. Ze moesten eens weten hoe hoog David Saul nog had staan!
In een felle strijd tussen de Filistijnen en Israël, waar David niet bij betrokken is, valt het doek voor drie van Sauls zonen, waaronder Jonathan de hartsvriend van David. Saul zelf ziet zich hopeloos omsingeld door de Filistijnen en slaat de hand aan zichzelf.
David is er kapot van, als hij dit te horen krijgt. Deze reactie van David verwacht de boodschapper die het nieuws aan David komt brengen niet. In de veronderstelling een fikse beloning te krijgen vertelt de boodschapper namelijk dat hijzelf de fatale klap heeft uitgedeeld aan Saul, de aardsvijand van David. David ontsteekt daarop volkomen onverwacht in grote woede en schreeuwt: “ Wat heb jij gedaan?! Hoe heb je het gedurfd om de gezalfde van God te doden! Moordenaar! Het bloed van Saul komt over jou!” En terplekke wordt de boodschapper in opdracht van David terechtgesteld.
Hoe is het mogelijk dat David zoveel geeft om het leven van Saul die hem zo naar het leven heeft gestaan!
En nu dan? Israël is zonder koning en David is bij de Filistijnen. Dit is toch duidelijk het moment voor David om op te staan als koning?
Maar David doet niets voordat hij God opnieuw om raad gevraagd heeft:
David: Zal ik naar één van de steden van Juda optrekken?
God: Trek op.
David: Waarheen zal ik optrekken?
God: Naar Hebron.
Wat een concreet gesprek van David over het hier en nu! Durven wij God zo nog te benaderen?
De stam Juda, waaruit David voortkomt en waarin Hebron ligt, accepteert David en zalft hem tot koning. In de rest van Israël heerst nog een aantal jaren een zoon van Saul als koning. Maar door een onhandige belediging van zijn legeraanvoerder verliest deze zoon van Saul de loyaliteit van zijn legeraanvoerder en daarmee langzaamaan de macht in Israël. Een aantal van zijn naaste medewerkers zien het tanen van de macht van hun koning en besluiten dat het tijd is om over te lopen naar David. Ze vermoorden op lafhartige wijze hun koning tijdens zijn middagdutje en brengen triomfantelijk het hoofd naar David.
Fout! Opnieuw barst David in woede uit : “Jullie hebben een onschuldige man in zijn bed vermoord?! Hoe halen jullie het in je hoofd!” Ook deze mannen overleven het niet.
Hier zien we opnieuw het diepe ontzag van David voor Gods plan met ieder mens. God oordeelt en beslist over leven en dood, de mens niet.
Hoe gaan wij eigenlijk om met mensen die ons dwarszitten of die in onze ogen verkeerde dingen doen? Zou het kunnen dat God met hun leven net zo’n belangrijke bedoeling heeft als met het onze?
David wordt nu ook tot koning gezalfd door de rest van Israël. Daarop verovert David de vesting Sion ofwel de stad Jeruzalem op de Jebusieten en vestigt zich daar als koning. Jeruzalem wordt daarmee de stad van David, de stad waar David als koning zetelt.
Later zal hier de tempel van God gebouwd worden en nog later, voor ons nu nog in de toekomst, zal Jezus hier terugkeren om als nakomeling van David, voor eeuwig als koning te regeren.
David beseft dat God hem tot hier gebracht heeft en blijft God vragen om leiding in alle veldtochten die hij onderneemt. Hij ervaart dat God vóór hem uit de vijand tegemoet gaat, net als toen bij Goliath.
Betekent dat, dat het altijd koek en ei is geweest tussen David en God?
O nee! David is een keer woedend geweest op God:
David houdt zoveel van God dat Hij de ark van God naar Jeruzalem wil halen en daar in een mooie tent wil zetten. Hij bedenkt een prachtig feest rondom deze verhuizing van het verbondsteken van God. De ark wordt op een gloednieuwe ossenwagen getild en naar Jeruzalem gereden. Plots struikelt één van de ossen en kiepert de wagen. De ark dreigt op de grond te glijden en één van de bewakers van de ark, Uzza, pakt de ark snel vast om te voorkomen dat hij op de grond valt.
Maar, de ark is zo heilig, die mag je niet zomaar aanraken….. sterker nog…. die behoort door Levieten gedragen te worden met speciale draagbaren die door speciaal daarvoor gemaakte gouden ringen aan de ark gestoken moet zijn, ten alle tijden.
Onmiddellijk straft God Uzza voor deze onbedachtzaamheid en hij valt dood neer.
David reageert furieus op God omdat Hij Uzza voor zoiets doodt. Daarna wordt David ook bang voor God en durft de ark niet verder mee te nemen naar Jeruzalem. Hij laat hem naar het huis van Obed-Edom brengen.
Pas als David het bericht krijgt na drie maanden dat God het huis van Obed –Edom zegent, durft hij opnieuw de ark naar Jeruzalem te brengen. Maar deze keer met veel meer eerbied. De ark wordt op de schouders van Levieten (nakomelingen van Levi) gedragen zoals het hoort en er worden offers gebracht. En David huppelt en springt voor de stoet uit in een priesterhemd in uitzinnige vreugde voor God. Een koning onwaardig, vindt zijn vrouw. Maar dat zal David een worst zijn. Hij wil graag van zijn voetstuk af komen voor God voor de ogen van Zijn volk.
Een nederige onderdanige koning, een voorbeeld voor zijn volk en een koning naar Gods hart.
Zou David in dit alles hebben moeten aanvaarden dat de dingen, hoe goed ze ook lijken, niet naar eigen inzicht geregeld moeten worden? David had, als hij zich eerst had gebogen over de richtlijnen van God, deze vergissing niet hoeven maken….
Met welke goede menselijke bedoelingen ook, God is en blijft heilig. We kunnen God niet in onze broekzak stoppen en meenemen naar wat wij goed vinden, of Hem zomaar inspannen voor het wagentje van wat wij willen.
En ja, dan kunnen wij ook wel eens heel gefrustreerd raken….
Het is toch goed wat we doen? Waarom zegent U het niet?
Luister dan opnieuw naar God en lees Zijn Woord. Vraag opnieuw Zijn leiding.
David vindt het intussen niet kunnen dat hijzelf in een prachtig huis woont en de ark van God slechts in een tent staat. Hij wil een tempel bouwen. David heeft geleerd: Hij legt zijn idee eerst voor aan God via de profeet Nathan. En God vindt het idee goed, maar de timing niet. Niet jij zult de tempel bouwen, David, maar je zoon Salomo die na jou op de troon komt. Maar Gods antwoordt reikt ook veel verder. Hij zegt tegen David:
Niet jij, maar Ik ga bouwen!
Ik bouw jou op tot een vermaarde koning.
Ik zal Mijn volk Israël opbouwen op zijn eigen grondgebied
En Ik zal voor u een huis bouwen door één van uw zonen: Hij zal voor Mij een huis bouwen, Zijn troon zal voor eeuwig bevestigd worden en Ik zal Hem tot een Vader zijn en Hij Mij tot een zoon. Mijn goedertierenheid zal ik nooit van Hem wegnemen.
Dit alles is in Salomo, de zoon en opvolger van David vervuld, maar nog veel meer in Jezus dé beloofde Verlosser en nakomeling van Abraham, Juda en David en Salomo. Paulus legt later uit dat alle gelovigen in Jezus Gods tempelvormen. Jezus bouwt nú aan deze tempel en aan Zijn koninkrijk dat van eeuwigheidsduur zal zijn. En binnenkort zal Hij terugkomen om te regeren als koning voor eeuwig.
Het is niet makkelijk om altijd op God te vertrouwen en niet op eigen kracht.
Eens besluit David, tegen beter weten in, om te tellen hoeveel strijdbare mannen hij onder zich heeft in Israël. Als je eenmaal je eigen kracht of kennis gaat tellen, ga je vertrouwen (of juist wanhopen) aan je eigen kunnen en verlies je je volkomen vertrouwen op God.
Gelukkig belijdt David deze verkeerde beslissing later aan God. Niet dat hij daarmee de gevolgen ervan ontloopt (de straf die David moet dragen helpt hem om zich weer volkomen over te geven aan God!), maar het is wel weer goed tussen Hem en God en dat is voor beiden het belangrijkste.
Tot slot nog één verhaal over David, wat mij bijzonder raakt omdat het laat zien hoe God rechtvaardig en duidelijk is in wat niet goed is, maar ook hoe God volkomen vergeeft.
Het jaarlijkse seizoen van ten oorlog trekken van de koningen is weer aangebroken (Dit klinkt in de tijd van David bijna net zo gewoon als dat wij zeggen dat het voetbalseizoen weer is aangebroken).
David is nog even thuis gebleven maar zijn legers zijn onder aanvoering van de legerbevelhebbers al vertrokken.
Op een avond wandelt David over het dak van zijn huis. In die tijd hadden huizen platte daken en werden die ook gebruikt als deel van het huis. Plots valt zijn oog op een beeldschone vrouw die beneden hem een bad gaat nemen. Het is haar reinigingsbad na haar ongesteldheid. Hij is opslag verliefd op haar en laat nagaan wie zij is.
Het is Bathseba, de vrouw van Uria, één van zijn strijders in het leger. Davids hoofd is volkomen op hol door deze vrouw. Hij laat haar halen en slaapt met haar. Haar man is toch aan het front, dus wie zal er achter komen?
Maar, (en dat is niet verwonderlijk gezien de timing net na haar reinigingsbad!) Bathseba wordt zwanger. Ze laat dit onmiddellijk aan David weten. David probeert de boel nog te redden door Uria van het front terug te roepen om verslag van de strijd te doen, in de hoop dat hij van de gelegenheid gebruik zal maken om met zijn vrouw te slapen. Maar Uria is zo trouw aan zijn gevechtskameraden, dat hij zegt: Als mijn kameraden in tenten moeten slapen ver weg van hun geliefden, ga ik niet intussen lekker genieten van mijn vrouw in een warm bed! Zelfs het dronken voeren van Uria verandert zijn keuze niet, tot grote schrik van David.
Dan ziet David nog maar één oplossing: Uria laten omkomen in de strijd. Met een brief, met daarin zijn eigen doodsvonnis, stuurt David Uria terug naar het front. En zo sterft Uria en trouwt David na de rouwperiode met Bathseba.
Is dit dezelfde man die te keer ging tegen hen die op eigen inzicht een onschuldige man vermoordden? En is dit dezelfde man die Saul in leven liet terwijl hij in zijn macht was, uit respect voor Gods plan met ieder mensenleven?
Dit alles is slecht in de ogen van God en God laat dit aan David zeggen door de profeet Nathan: David, jij hebt alles wat je wilt van mij gekregen, alles wat je hartje begeert. En als je nog meer had gewild, had ik het je gegeven. En toch pak je het enige wat Uria had, zijn vrouw, van hem af?! En je hebt vervolgens Uria nog vermoord ook?!
Kan je het nog erger benoemen? Overspel, diefstal, moord….
Daarop vertelt Nathan de gevolgen die deze daad zal hebben: Er zal onheil over het gezin van David komen, grote interne ruzie. En het zal zo uit de hand lopen dat Davids vrouwen openlijk door een naaste van David genomen zullen worden.
En dit is inderdaad later ook gebeurd in het gezin van David. Het begon met een verkrachting binnen het gezin gevolgd door een broedermoord. Daarna een felle strijd tussen vader en zoon om de troon en tot slot veel verdriet bij David om de dood van diezelfde zoon.
David herkent en erkent tegenover de profeet Nathan zijn grote fout tegenover God. Een grote fout die in eerste instantie begon met wat leek op een klein slippertje.
Nathan mag dan van God zeggen: God heeft ook uw zonde weggenomen, David; u zult niet sterven.
Dit klinkt voor mij, zeker door het woordje ook, als een prachtige vervulling met terugwerkende kracht van wat Jezus, een nakomeling van David, pas 1000 jaar later zal doen: de zonden wegnemen van iedereen die op Hem vertrouwt. En David vertrouwt op God, zelfs in zijn gewetensnood.
David zal niet sterven, maar hij heeft wel God in diskrediet gebracht bij de mensen. Want als Gods kinderen zulke lelijke dingen doen, wat voor God dienen ze dan, in de ogen van de buitenstaanders?
Dat kom je heden ten dage ook tegen:“Van de kerk…..daar wil ik niets meer van weten. Kijk eens naar al die misselijkmakende praktijken van priesters met kinderen en van mensen die elkaar de kerk uitvechten…. En de rust die ik daar eerst vond….die is helemaal weg. Zo hoeft het van mij niet meer…..en God Zelf……ik weet het niet meer hoor.”
En daarom zal het kind uit deze verkeerde affaire niet bij David mogen blijven. God zal het tot zich nemen.
Daar zien we het opnieuw. De gevolgen van de daad van David blijven, ook de straf die God geeft, terwijl God David wel vergeeft…..
Maar wat heeft vergeving dan om het lijf?
Wij mensen zijn vaak hard in onze oordelen. Overspel mag niet. Het huwelijk van David en Bathseba is fout en blijft beladen ook nadat ze officieel getrouwd zijn. Er kleeft een moord aan.
Zou jij David volkomen oprecht kunnen feliciteren met de geboorte van een tweede kindje? Zou er niet altijd in je achterhoofd blijven klinken: dit kind had eigenlijk van Uria moeten zijn. Kon het allemaal maar teruggedraaid worden. Dit huwelijk had niet moeten bestaan, het is zo onrechtvaardig…
En wat doet God? Hoe ziet Hij dit huwelijk?
Hij feliciteert David en Bathseba meer dan dat, met de geboorte van hun tweede kindje. Hun tweede kindje is namelijk Salomo, Davids troonopvolger. En God heeft dit huwelijk van David en Bathseba met deze geboorte zó volledig aanvaard, dat het een bestaansrecht krijgt waar je nog niet van durft te dromen. Want Hij plaatst het in de geslachtslijn waarin Zijn belofte tot vervulling zal komen. Via het huwelijk van David en Bathseba loopt de geslachtslijn van de beloofde Verlosser die heel de wereld tot zegen zal zijn!
Dat is pas vergeving! Dan is alles, ja alles weer goed tussen jou en God. En alles, ja alles is door Hem aanvaard, ook de gevolgen van je verkeerde daad. Ja, dát is volkómen vergeving. Dát is nou de God van de Bijbel ten voeten uit!
Salomo neemt het koningschap van David over. Hij volgt God ook met heel zijn hart, net als zijn vader, en leeft om zijn volk te dienen. Tijdens zijn regeringsperiode is er een lange periode van vrede met de volken rondom en Salomo mag de tempel bouwen voor God. Zijn vader David heeft al enorm veel goud, zilver, koper, hout en stenen verzameld en de bouwtekeningen klaargelegd. In zeven jaar bouwt Salomo de tempel voor God. Opvallend is dat Salomo geen ijzeren hamers op bijlen of ander gereedschap liet gebruiken op de bouwplaats. De stenen werden volledig afgewerkt aangevoerd.
De tempel wordt een prachtig gebouw, afgewerkt tot in elk detail en overtrokken met goud.
Bijzonder om in dit verband te noemen is, dat op dit moment opnieuw de bouwtekeningen en het bouwmateriaal klaarliggen om de tempel op de berg Moria in Jeruzalem te herbouwen. Ook de voorwerpen voor in de nieuwe derde tempel zijn of worden op dit moment gemaakt volgends de precieze voorschriften die in de Bijbel staan. Ook staan er al opgeleide Levieten en priesters klaar die het werk in de tempel ter hand kunnen nemen en wordt er vee geselecteerd dat gaaf genoeg is voor de offerdienst.
Maar verder dan dat kan de groep Joden die de bouw van de tempel als opdracht van God ervaart op dit moment niet gaan, want de tempelberg Moria is streng verboden gebied voor de Joden vanwege de moskee die daar nu staat.
Na de tempel bouwt Salomo in 13 jaar tijd zijn eigen huis.
Salomo wordt door God gezegend met een ongeëvenaarde wijsheid. God laat Salomo kiezen wat Hij hem zal geven en Salomo kiest voor wijsheid om zo Gods volk goed te kunnen dienen. God is zo blij met deze keuze dat Hij hem ook nog vele andere dingen schenkt, zoals rijkdom en aanzien, een lang leven, en rust en vrede zolang Salomo God niet verlaten zal.
Salomo’s wijsheid maar ook zijn rijkdom zijn vermaard. Om een indruk te geven van zijn rijkdom: Zijn hofhouding was zo groot dat hij per dag aan eten nodig had: 30 kubieke meter meel (omgerekend is dat 6 olympische zwembaden vol met meel per jaar), 30 koeien, 100 schapen naast nog herten, gazellen, reebokken en gemeste vogels.
Salomo’s jaarinkomen aan goud is op een gegeven moment 20.000 kg goud per jaar, afgezien van wat hij ook nog eens met handel verdient.
Verder bezit Salomo 40.000 paarden en 1000 ruiters.
Waar Salomo ook veel van heeft, zijn vrouwen. Hij houdt vooral van uitheemse vrouwen. Zijn eerste vrouw is de dochter van de farao van Egypte. Later volgen er meer uit de omringende landen, zoals uit Edom, Moab en Ammon. Uiteindelijk heeft Salomo 700 vrouwen en 300 bijvrouwen!
Helaas negeert hij daarmee een strenge waarschuwing van God aan zijn volk: Laat je niet in met vrouwen uit die volken want ze zullen ongetwijfeld je hart doen afwijken, achter hun goden aan.
En zo gebeurt het ook. Als Salomo oud wordt, legt hij offerhoogten aan voor de verschillende afgoden van zijn vrouwen. Wat een prijzenswaardige tolerantie, zouden wij nu in onze maatschappij behoren te roepen. Maar het is slecht in de ogen van God, want Salomo volhardt niet in het navolgen van God, zoals zijn vader David.
Het aanbidden van Astoreth ofwel Astarte van de Sidoniërs hield tempelprostitutie in, aanbidden van de afgod Milcom of Moloch van de Ammonieten hield het offeren van kinderen in. Dat laatste gold waarschijnlijk ook voor de afgod Kamos van de Moabieten.
Vanaf dat moment worden deze afgoden buiten de tempel om in Israël vereerd op speciale offerhoogten.
Dit maakt God boos op Salomo. God was nota bene Zelf aan Salomo verschenen en had hem zoveel gegeven en nu dwaalt Salomo van Hem af. Deze beslissing van Salomo trekt bovendien Gods hele volk mee van God af!
God laat Salomo weten dat hij het koningschap van hem af zal scheuren. Niet in Salomo zijn leven, omwille van zijn vader David, maar wel bij zijn zoon. Omwille van de belofte aan David zal het koningschap over Juda en Jeruzalem echter wel in de geslachtslijn van David en Salomo blijven, maar de 10 stammen van Israël zullen naar een medewerker van Salomo in de bouw gaan: Jerobeam.
Door Juda en Jeruzalem voor het geslacht van Salomo te bewaren, laat God Zijn trouw aan Zijn belofte niet varen, ondanks dat Zijn mensen wel ontrouw zijn aan Hem.
Wat hier gebeurt vat Paulus 1000 jaar later zo mooi samen over God in zijn brief aan Timotheus (2 Tim 2: 12,13):
Als wij volharden zullen wij ook met Hem regeren. Als wij Hem verloochenen, zal Hij ons ook verloochenen. Als wij ontrouw zijn, blijft Hij getrouw. Hij kan Zichzelf niet verloochenen.
God is en blijft de God van beloofd is beloofd.
Jerobeam krijgt van God dezelfde belofte en opdracht als David en Salomo, maar ook hierin schijnt Gods belofte voor Davids nageslacht nog door. God zegt: “Als u luistert naar Mij en in Mijn wegen gaat, zoals David deed, dan zal Ik met u zijn en voor u een blijvend koningshuis bouwen. Ik zal u Israël geven. Ik zal hiertoe het nageslacht van David vernederen, maar niet voor alle dagen.”
En vanaf dat moment is Israël opgesplitst in een twee stammenrijk (bestaande uit de stammen Juda en Benjamin) ook wel Juda genoemd, en het tienstammenrijk, dat vanaf dat moment met de naam Israël wordt aangeduid.
In Juda volgt Rechabiam zijn vader Salomo op. Zijn moeder is een Moabitische, dus het is geen wonder dat de offerhoogten voor Kamos de grond uitschieten en er al snel overal schandknapen en tempelhoertjes rondlopen. Zo makkelijk en snel glijdt het volk van God bij Zijn God vandaan. God waarschuwt hen door Egypte op hen af te sturen die alle gouden gerei uit de tempel en het paleis van de koning weg rooft, maar het helpt niet. Geen nood, reageert Rechabeam, dan maken we het gewoon zoveel mogelijk opnieuw, maar dan van koper. Dat is toch ook mooi? En als ik in mijn paleis ben dan zetten we het daar neer, en als ik naar de tempel ga, dan dragen jullie het snel naar de tempel. Dan lijkt het toch allemaal weer goed?
Hoe lang kunnen mensen voor zichzelf de schijn ophouden dat het nog allemaal goed is, terwijl het van binnen gewoon leeg is?
Er volgen nog 19 koningen na Rechabiam. Sommigen kennen God en leiden het volk terug naar een leven met Hem, maar het merendeel loopt van God weg en streeft naar eigen eer en macht ten koste van God en de mensen en aanbidden de cultuurgebonden afgoden van die tijd en plaats.
Het loopt volledig de spuigaten uit tijdens de regering van koning Mannase. Hij stelt altaren op voor al de verschillende goden in het tempelgebouw van Salomo en plaatst er zelfs een beeld van de godin Astarte. Hij bedrijft astrologie en aanbidt de sterren, zon en maan. Hij doet aan wichelarij, duidt de wolken en bezoekt de tempelhoeren en schandknapen veelvuldig om een goede oogst bij zijn goden af te smeken. En hij offert hiertoe ook zijn eigen zoon en vele andere kinderen in Jeruzalem op door hen te verbranden voor het aangezicht van de afgodsbeelden.
Dit is erger dan de heidenvolken deden die voor Israël in Kanaän leefden. En niemand luistert naar de roep van God via Zijn profeten: Blijf bij Mij, zodat Ik je kan geven wat Ik je beloofd heb!
God kan uiteindelijk niet anders meer, Juda krijgt via de profeten van Hem te horen: Ik zal het overblijfsel van Mijn volk verlaten en hen in de hand van hun vijanden geven.
Gaat het misschien wel beter in Israël?
Geenszins! Jerobeams eerste zorg is dat hij zijn koninklijke macht houdt en dat het volk zich niet alsnog aansluit bij de nakomeling van Salomo. God heeft immers gezegd dat de vernedering van Davids nageslacht maar tijdelijk zou zijn. En het gevaarlijkste in dit alles is dat de tempel waar God aanbeden wordt in het rijksgebied van Juda ligt en niet in zijn eigen rijksgebied.
Als mensen in Juda gaan aanbidden zal het hart van hen wellicht terugkeren naar het huis van David en zullen ze terugkomen en Jerobeam vermoorden, zo vreest hij.
Jerobeam laat daarom twee gouden kalveren maken en zet er één in Dan en één in Bethel. Dit, zo zegt hij tegen het volk, is jullie God die jullie uit Egypte geleid heeft. Jullie hoeven niet meer zo ver naar Jeruzalem te reizen; jullie kunnen jullie God hier aanbidden.
Jerobeam stelt priesters aan uit alle geledingen van het volk. Wie zich aanmeldt mag priester worden. Hij stelt eigen bedachte feestdagen in en bouwt prachtige tempels waar hij en het volk kunnen offeren. Natuurlijk bouwt hij ook offerhoogten voor de afgoden van rondom voor wie liever aan hen offeren.
Zo houdt Jerobeam het volk binnen zijn rijksgebied. Maar God stuurt een profeet naar Jerobeam die Jerobeam in het bijzijn van heel het volk waarschuwt voor de gevolgen van deze grote afdwaling van God: Als jullie op deze weg doorgaan zal Ik jullie wegrukken uit dit goede land en zal Ik jullie verstrooien aan de andere kant van de Eufraat.
Met krachtige tekenen onderstreept God deze boodschap, maar Jerobeam en het volk gaan onverdroten door op hun eigen weg van God vandaan.
Er volgen nog 18 koningen na Jerobeam, maar allen volgen de weg van Jerobeam en geen van hen keert terug naar God.
God roept tevergeefs: Blijf bij Mij, zodat Ik je kan geven wat Ik je beloofd heb!
En zo geschiedt het. In 721 voor Christus wordt Israël door het grote Assyrische rijk ingelijfd en worden de mensen gedeporteerd naar het gebeid achter de Eufraat. De Israëlieten zijn daar opgegaan in de volken en kwijtgeraakt. Ze zijn nooit meer teruggekeerd tot….. nu! Enkele stammen zijn onlangs teruggevonden op basis van herkenbare Joodse gebruiken en genetische overeenkomsten. Joden uit de stam Manasse keren nu terug uit het Noordoosten van India en ook Joden uit Ethiopië en Jemen zijn onlangs teruggekeerd naar Israël.
Ongeveer 100 jaar na de deportatie van Israël wordt ook Juda veroverd en Jeruzalem verwoest door het dan opkomende Babylonische Rijk. De Judeërs worden in twee lichtingen weggevoerd naar het gebied bij de Eufraat. Maar ze hoeven niet zonder hoop te zijn…. want voor een deel van hen is er een toekomst als volk van God. Want, uit Juda zal de Verlosser voortkomen die tot zegen zal zijn van heel de wereld, heeft God beloofd.
God is de God van beloofd is beloofd!
Blijf dan bij Hem, zodat Hij je kan geven wat Hij je beloofd heeft!