Jezus vertelt opzienbarend nieuws, gebaseerd op Gods Woord, het Oude Testament. En het wordt bevestigd door de wonderen die Hij doet. Hij spreekt woorden van genade en Hij spreekt over het Koninkrijk van God dat eraan komt.
Als Jezus aan de mensen uitleg geeft over de Bijbel, doet Hij dat heel indringend, met veel wijsheid en met veel liefde voor de mensen. Hij spreekt met gezag, terwijl Hij toch maar een gewone timmermanszoon is. De mensen voelen de liefde van Jezus voor hen en ze ontvangen troost en hoop door Zijn woorden en daden. Hij trekt zich niets aan van status. Hij geeft net zoveel om mensen die arm zijn, ziek of verstoten, als om mensen die hoog op de maatschappelijke ladder staan of rijk zijn. Iedereen mag bij Hem komen. En Jezus laat daarmee zien hoe God, Zijn Vader is. God kijkt niet naar status, Hij heeft zelfs speciale aandacht voor de armen en zwakken. Want Jezus zegt: Wie Mij gezien heeft, weet nu hoe God is. Want wie Mij gezien heeft, heeft Hem gezien die Mij gezonden heeft (Joh12: 45).
Maar wat vertelt Jezus dan aan de mensen?
Hij spreekt over het Koninkrijk van God en over genade en redding voor de mensen. Er breekt een nieuwe tijd aan, zegt Hij, het Koninkrijk van God is heel dichtbij gekomen. En het Koninkrijk is voor alle mensen, want God wil iedereen vergeving en genade schenken omdat Hij zoveel van iedereen houdt!
Daar waar de godsdienstleraren (de Farizeeërs en Sadduceeërs) het volk het volbrengen van de wet voorhielden, die God gegeven had op de berg Sinaï bij de uittocht van het volk uit Egypte, houdt Jezus een andere weg voor. Jezus staat daarbij volledig achter de wet die God gegeven heeft, ja, is zelfs nog strenger dan de Farizeeërs en Sadduceeërs, want het gaat ook om je hartsgesteldheid en niet om de buitenkant alleen (Matt 5,6,7). Maar Hij is ook eerlijk en zegt dat het onmogelijk is voor de mensen om op die manier de wet te volbrengenen en zo bij God te komen. En ten diepste weet iedereen dat ook wel van zichzelf. Zelfs de Farizeeërs en Sadduceeërs, die naar buiten toe onberispelijk proberen te leven, weten dat ze vanbinnen in hun gedachten soms (of zelfs vaak) jaloers, hard en zelfzuchtig zijn.
Bijzonder. Jezus vertelt dus eerst dat het nog onmogelijker is dan we al dachten, om zelf zo goed te leven dat je voor God kunt blijven (be)staan na dit leven, en vervolgens is er toch een blijde boodschap! Welke dan?
Eén van de godsdienstleraren, Nicodemus, een Farizeeër, wordt geraakt door wat hij Jezus ziet doen en wil er meer van weten. Hij zoekt Jezus stiekem ’s nachts op. En Jezus neemt alle tijd voor hem, want Jezus houdt óók van hem. Nicodemus, een geleerd man, zit vol vragen. Hieronder een vrije weergave van het gesprek dat volgt.
“Jezus”, zo begint hij, “ik kan het niet ontkennen. U moet een door God gestuurde leraar zijn, anders kon U niet al die wonderen doen. God moet achter U staan.” En al snel zijn ze in een diep gesprek over het Koninkrijk van God, waar Jezus het steeds over heeft. Wat is dat toch?
Jezus zegt: “Je kan als mens het Koninkrijk van God niet zomaar zien. Je moet daarvoor eerst opnieuw, van boven af, geboren worden.”
Nicodemus moet gek opgekeken hebben: “Wat bedoelt U? Ik ben een volwassen man, gevormd en onderwezen in deze wereld, hoe kan ik dan opnieuw geboren worden? Moet ik soms opnieuw terug in mijn moeders buik?!” Nicodemus wordt er kriegel van. Wees duidelijk, Jezus en praat geen onzin! Ik heb mijn leven lang gestudeerd en dit is nonsens.
Jezus legt uit: “Als je geboren wordt in deze wereld, dan ben je helemaal ondergedompeld in het wereldse, dan kan je niet anders dan alles met wereldse maatstaven bekijken. Je bent een kind van deze wereld. Maar zodra je opnieuw geboren wordt, van boven af, vanuit Gods Geest, dan wordt je een kind van God. Je wordt dan van al je foute daden schoongewassen en je gaat anders tegen dingen aan kijken. Je gaat Gods Koninkrijk in deze wereld ontdekken. Je bent dan niet langer meer een kind van deze wereld. Je bent dan een kind van God en hoort bij Zijn volk in Zijn Koninkrijk.”
Nicodemus moet de grondvesten onder zijn zekerheden hebben voelen schudden. Zijn hele leven heeft hij besteed aan het tot in perfectie bestuderen en vervullen van Gods wet, om zo straks, als de beloofde Verlosser komt, een plaatsje te krijgen in Zijn koninkrijk hier op aarde. En zijn hele leven heeft hij het volk verteld dat ze beter hun best moeten doen, en dat er keer op keer dieren geofferd moeten worden omdat ze het weer niet goed genoeg gedaan hebben. En nu, nu vertelt deze leraar van God dat het gaat om een nieuwe geboorte door Gods Heilige Geest en práát niet eens over de wet volbrengen?!
Maar hoe dóe je dat dan? Hoe kan je dan zo’n hergeboorte bewerkstelligen, als het niet is door heel goed je best te doen???
Jezus begrijpt zijn ontsteltenis en zegt: Het is inderdaad heel anders dan je dacht, Nicodemus, en je hebt gelijk dat je het niet zelf kunt regelen. Maar verbaas je daarover niet. De Heilige Geest is inderdaad net zo onstuurbaar en ongrijpbaar als de wind. Net zoals je de wind wel hoort, merk je ook de Geest op, maar je hebt er geen invloed op wanneer en waar Hij zal gaan.
Nicodemus bijt zich erin vast. Hij wíl erbij zijn, als Gods Koninkrijk komt. “Jezus,”, vraagt hij, “hoe werkt het dan wél bij God, als ik het niet zelf kan doen?”
Jezus zucht eens diep. “Jíj had dat moeten weten, Nicodemus. Het staat allemaal al in het oude testament dat jij zo goed bestudeerd hebt. Wil je het écht wel weten? Als je al zoveel moeite hebt om Mij te geloven als Ik zeg dat je hier op aarde opnieuw geboren moet worden in plaats van heel erg hard je best doen, hoe zal je het dan geloven als ik je vertel over hoe God het dóet? Want dat gaat over dingen die niet op aarde maar in de hemel gebeuren.
Maar goed, Ik zal het je vertellen.
Weet je nog? Ooit werden de Israëlieten in de woestijn aangevallen door slangen omdat ze zich tegen God gekeerd hadden. Ze gingen dood aan de beet van de slangen. Maar, Mozes bad en mocht van God een figuur van een slang maken en op een staak zetten. Iedereen die daar naar keek, ontving het leven en ging niet meer dood aan de beet.”
Nicodemus kende dit verhaal heel goed, maar had het nooit zó begrepen als Jezus het nu uitlegde.
“Dit”, zegt Jezus, “beeldt precies uit waar jij naar vraagt en wat er in de hemel gebeurt.
Alle mensen zijn als het ware gebeten door de slang in het Paradijs en gaan nu dood. Maar Ik zal verhoogd worden op een staak en iedereen die naar Mij kijkt, die in Mij gelooft, zal opnieuw het leven ontvangen en niet meer verloren gaan maar eeuwig leven.
En waarom? Omdat God jou en alle andere mensen zo lief heeft, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat ieder die in Hem gelooft, niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft.
Ik ben dus níet gekomen om de wereld te veroordelen en te straffen omdat het ze niet lukt om Gods wet goed te volbrengen. Ik ben gekomen om de wereld te redden, om de mensen te behouden.
Dus, zo werkt het, Nicodemus. Als je in Mij gelooft, wordt je niet veroordeeld. Maar als je niet in Mij geloofd, dan ben je al veroordeeld, want je redt het niet met goed genoeg je best doen. Je hebt het offer dat Ik ga brengen echt nodig.
En dit is voor iedereen mogelijk, Nicodemus, maar veel mensen zullen niet willen. Want als je bij Mij komt zal je eerlijk gaan zien wat slecht is in je leven, want Ik breng alles, goed en slecht, aan het licht.
Ik ben het Licht van de wereld. Mensen die hun slechte leven vast willen houden, zullen niet bij Mij willen komen. Die blijven liever in de duisternis, waar hun praktijken niet zichtbaar zijn. Maar mensen die eerlijk en goed willen leven, die komen juist wel naar het licht omdat dan hun werken en hun leven mét God zichtbaar worden.”
Nicodemus heeft deze woorden ter harte genomen en is een volgeling van Jezus geworden. En God hééft Hem het Koninkrijk van God laten zien, en Hem de moed gegeven om ervan te getuigen, zelfs onder zijn sceptische collega’s. Maar die wilden er niets van weten. Ze bleven liever “veilig” in hun duisternis….
Jezus vertelt nog meer over Zijn Koninkrijk. Het Koninkrijk van God zal namelijk klein beginnen, zoals een heel klein zaadje. Maar het zal uitgroeien tot een grote boom.
Dat betekent dat het Koninkrijk zal beginnen bij een heel klein groepje mensen maar zal uitgroeien tot aan de uiterste grenzen van de aarde. En als het Evangelie over heel de aarde verteld wordt, zo zegt Jezus, dan zal Hij als Koning terugkomen.
Hij vertelt ook dat het heel moeilijk zal zijn om in de tussentijd te zien, wie er wel en niet bij het Koninkrijk van God horen. Jezus vergelijkt de wereld daarbij met een akker waarop door de boer tarwe gezaaid is. Een vijand van de boer heeft er echter ook onkruidzaad op uitgestrooid van een plantje dat lijkt op tarwe. De arbeiders van de boer bieden, zodra ze het onkruid ontdekken, aan om te gaan schoffelen. Maar de boer zegt: Doe dat niet, jullie zouden per ongeluk ook goed tarwe mee kunnen schoffelen. Laat ze allebei tot de oogst samen opgroeien. Dan zal ik in de oogsttijd de opdracht geven om eerst het onkruid te verzamelen en te verbranden en daarna om het tarwe bijeen te brengen in mijn schuur.
Ook wij kunnen elkaar dus nu niet oordelen, en Jezus roept de mensen ook tijdens zijn leven op om dat niet te doen. Ons oordeel zou hard zijn en gebaseerd op zichtbare daden en op uiterlijkheden, terwijl God het hart aanziet. Jezus leert ons juist om elkaar lief te hebben. Laat het oordeel over aan God. Hij is Degene die oprecht en eerlijk kan en zal oordelen en ook op de goede tijd. Hij kent ieder van ons door en door en wil ons niet veroordelen maar redden, en daar is Hij nú mee bezig, en ook Zijn Heilige Geest. Het onafwendbare oordeel komt pas later. En ieder die in Jezus gelooft en op Hem vertrouwt zal straks, tijdens het oordeel, niet veroordeeld worden, maar het eeuwige leven krijgen.
En terwijl Jezus deze boodschap van genade en van de nabijheid van Gods Koninkrijk overal aan de Joodse mensen vertelt, begint zich steeds meer de weg van het offer dat Jezus gaat brengen af te tekenen.
Het leven van Jezus was alles behalve gemakkelijk. Hij kende verdriet, pijn, afwijzing en eenzaamheid.
In zijn vaderstad, Nazareth wordt hij door zijn stadsgenoten niet geduld: “Hij is een gewone timmermanszoon en Hij moet niet zo hoog van de toren blazen. Hij denkt toch niet dat Hij meer is dan wij?!”. Nadat Hij hen aan de hand van Jesaja laat zien wie Hij is, gooien ze Hem zelfs bijna in razernij van een klif af (Luk 4: 29).
Ook Jezus eigen broers vallen Hem af.
Er is nog een andere groep mensen die Jezus niet kan uitstaan, namelijk de Joodse elite: de machthebbers, godsdienstleraren en bijbelgeleerden. Zij zien dat drommen mensen achter Jezus aangaan en enthousiast zijn over wat Hij hen leert. Die mensen komen niet langer meer naar hen toe voor een wijs woord, kennis of advies en zo zijn ze bang dat ze hun status, hun invloed en hun macht zullen gaan verliezen.
En als ze Jezus met lastige vragen en argumenten bestoken in het bijzijn van die mensen, om hen duidelijk te maken dat ze met een bedrieger op de loop zijn, weerstaat Hij hun slim uitgedachte verbale aanvallen ook nog eens in alle eenvoud, liefde en wijsheid. Hij lijkt onaantastbaar en onstuitbaar, terwijl hij niet eens een godsdienstige opleiding bij hen heeft genoten!
Tot overmaat van ramp lijkt God óók nog eens achter Jezus te staan, althans in het oog van het gewone volk natuurlijk, want Jezus doet het ene wonder na het andere. Hij geneest mensen, voorziet ze van eten, wekt zelfs soms doden weer tot leven, drijft demonen uit…
Maar niet alleen tegenstanders nemen afstand van Jezus, ook trouwe volgelingen van Jezus kunnen Zijn boodschap soms niet langer verdragen, want Jezus wordt steeds specifieker over de opdracht die Hij van God gekregen heeft.
Zo vertelt Hij (Joh 6: 22 e.v.) hen op een dag: Wie in Mij gelooft, heeft het eeuwige leven. Het is als het manna dat God gaf aan het Joodse volk in de woestijn. Zij aten er van om op dat moment in leven te blijven, maar gingen uiteindelijk wel dood. Ik ben als dat manna maar ook meer dan dat, ik ben het Brood des levens dat uit de hemel is neergedaald. Wie naar Mij komt zal nooit meer honger hebben en wie in Mij gelooft zal nooit meer dorst hebben. Wie van Mij, het Brood des levens, eet zal voor eeuwig leven. Het brood dat Ik geven zal, is Mijn vlees, dat Ik geven zal voor het leven van de mensen.
Daar konden de mensen niet mee uit de voeten. Wie kan nou zijn eigen vlees te eten geven!
Jezus legt uit: Als je Mijn vlees niet eet en Mijn bloed niet drinkt, dan heb je geen leven in jezelf. Mijn vlees is het ware voedsel en Mijn bloed de ware drank die je eeuwig leven zullen geven. Als je Mijn offer aanvaart, zal Ik je doen opstaan uit de dood op de laatste dag. Ik blijf in jou en jij in Mij, je zult leven door Mij, zoals ik leef door God Mijn Vader.
Zó nodig is het offer van Jezus immers voor ons om het eeuwige leven te krijgen: broodnodig!
Veel van Jezus volgelingen vinden het nu een verkeerde kant op gaan met Jezus. Hij spreekt over geestelijke dingen waar ze nauwelijks bij kunnen. Ze hadden gehoopt dat Hij hier en nu Zijn Koninkrijk zou vestigen en de Romeinen zou verjagen die het land overheersen. Ze willen de afschuwelijke dingen die Jezus nú zegt, helemaal niet horen. Iemand die zegt dat Hij dood moet?! Niet vechten maar doodgaan om hen te redden….?! Dat (brood) is voor velen niet te verteren en ze keren Jezus de rug toe.
Veel van Zijn volgelingen verlaten Jezus, juist op het moment dat Hij hen vertelt wat Hij voor hen gaat doen. Dat doet Jezus veel pijn. Hij vraagt verdrietig aan het handje vol discipelen dat gebleven is: “Willen jullie ook niet weggaan?”
Maar zij kiezen voor Jezus en roepen uit: “Naar wie zouden wij dan toe moeten? U heeft woorden van eeuwig leven. Wij geloven en erkennen dat U de Gezalfde van God bent.”
En Jezus is ook de Gezalfde van God, want Jezus zal ooit wel degelijk het Koningschap, ook op aarde, op Zich nemen, maar nu nog niet…
Zelfs onder Zijn discipelen is er iemand die Jezus niet gelooft en met Hem meeloopt om heel eigen redenen. Hij is de penningmeester en een dief. Jezus weet het en benoemt het ook (Joh 6: 7), maar laat het gebeuren. Het is nodig om Gods plan te volbrengen en Jezus leert ook daarin om God te gehoorzamen en de weg te gaan die naar Zijn dood zal leiden. “Ik ben doodsbang”, zal Hij later bidden, “maar Uw wil, laat die gebeuren!”
Jezus kent alle emoties en gevoelens die een mens kent: vermoeidheid, teleurstelling, honger, verdriet, moedeloosheid, eenzaamheid, maar ook verlangen, nieuwsgierigheid, blijdschap en vreugde.
Hij ervaart boosheid als Hij bijvoorbeeld ziet hoe er misbruik gemaakt wordt van de tempel als bron van geldinkomsten (Matt 21:12). En Hij kent intense angst, als het offer dat Hij moet brengen zich gaat voltrekken. En de lichamelijke pijn en benauwdheid die Hij voelt aan het kruis overtreft elk voorstellingsvermogen. In dat alles blijft Hij staande door een heel direct en intens contact met Zijn God en Vader. Tijdens zijn leven trekt Hij zich regelmatig in eenzaamheid terug, soms wel een nacht lang, om te aanbidden en te smeken en raad te vragen aan Zijn hemelse Vader.
Daardoor weet Jezus als geen ander hoe wij ons voelen. Ook hoe moeilijk het is om God te gehoorzamen. Hij begrijpt ons in al onze omstandigheden en kan met ons meeleven in vreugde en ellende, in blijdschap en verdriet, want Hij kent het. Hij kan ons helpen in onze verzoekingen. Hij kan voor ons pleiten bij God als geen ander, want Hij weet hoe het is. En dat doet Hij ook; Hij pleit op dit moment voor ons, elke dag en elk uur, continu!
Dat Jezus precies weet hoe slecht de Joodse elite, vertegenwoordigd door Farizeeërs en Sadduceeërs, over Hem denkt, blijkt wel uit een gelijkenis (spiegelverhaal) die Hij vertelt aan deze godsdienstige leiders (Matt 21: 33 en verder). Hij wil hen daarmee doordringend waarschuwen voor de weg die ze verkiezen te gaan. Zouden ze het willen horen? Durven ze eerlijk naar zichzelf te kijken in het licht van wat Jezus vertelt? Jezus zal hen dan niet veroordelen, daar zal het niet aan liggen. Maar willen ze afstand doen van hun eigen hoge dunk, hun eigen trots?
Jezus vertelt:
Er was eens een boer die een wijngaard aanplantte en alle faciliteiten erbij bouwden die nodig waren voor een goede wasdom en oogst. Hij moest vervolgens op reis naar het buitenland en verhuurde daarom de wijngaard aan een aantal landbouwers. De pacht bestond uit een deel van de oogst. Tijdens het oogstseizoen stuurde de boer knechten naar de landbouwers om de pacht in ontvangst te nemen, maar de knechten werden door de landbouwers geslagen en gedood.
De boer stuurde vervolgens een grotere groep knechten om de pacht in ontvangst te nemen, maar de landbouwers deden met hen hetzelfde als met de eersten.
Tenslotte stuurde de boer zijn eigen zoon met de gedachte: Hem zullen ze wel serieus nemen en voor Hem zullen ze wel ontzag hebben.
Maar hoe anders liep het. De landbouwers zagen de zoon komen en zeiden: als we hem doden is er geen erfgenaam meer en dan wordt de wijngaard helemaal van ons!
En zo gebeurde het. Ze grepen de zoon, wierpen hem buiten de wijngaard en doodden hem.
Na het verhaal vraagt Jezus aan de godsdienstleraren wat de boer nu zal moeten doen. De Farizeeërs en Sadduceeërs zijn verontwaardigd over het egoïstische gedrag van de landbouwers en roepen: “Hij moet die landbouwers streng straffen en de wijngaard aan andere pachters geven die wel op tijd een deel van de oogst aan hem afstaan.
En dan zegt Jezus: Dit gaat over jullie! De knechten die door de boer gestuurd worden zijn de profeten van God, die jullie voorvaderen zo vaak verworpen en gedood hebben. En nu willen jullie de Zoon van God ook nog gaan vermoorden omdat jullie bang zijn voor minder rijkdom en aanzien onder de mensen en omdat jullie bang zijn om jullie macht over Gods volk te verliezen. Kijk maar eens wat er staat in de boeken van de Psalmen en van de profeet Zacharia, die jullie allebei zo goed kennen:
De steen die de bouwers verworpen hadden, die is tot een hoeksteen geworden; dit is door de Heere geschied, en het is wonderlijk in onze ogen. (Ps 118: 22,23)
En wie op deze steen valt, zal verpletterd worden; en op wie hij valt, die zal hij vermorzelen (Zach. 12: 3)
Die steen, dat ben Ik. God bouwt zijn redding op Mij. Maar als je Mij aan de kant schuift, Mij verwerpt, is er geen redding voor je.
Zodra de Fariceeërs en Sadduceeërs begrijpen dat zij de hebberige landbouwers voorstellen in het verhaal, en dat Jezus zegt dat ze Hem moet accepteren als Gods Zoon, worden ze woedend en willen niets liever dan hem onmiddellijk grijpen. Maar ze zijn te bang voor de mensen die om Hem heen staan en Hem op handen dragen.
Jezus heeft nog veel meer intense discussies met de godsdienstleraren, en probeert hen keer op keer te bereiken, maar ze willen het niet horen en ze verharden zich zo, dat ze uiteindelijk alleen nog maar kunnen nadenken en vergaderen over hoe ze Jezus op “een nette manier” uit de weg kunnen ruimen.
Jezus voorziet dat het moment eraan komt dat het offer gebracht moet gaan worden. De bedreiging van Zijn leven wordt met de dag voelbaarder en het net begint zich te sluiten. Niet dat Jezus dat niet had kunnen voorkomen, maar Hij wíl het niet voorkomen. Hij wil deze weg gaan in gehoorzaamheid aan God en uit liefde voor Zijn Vader en uit liefde voor de mensen. Hij richt Zijn blik op het mooie wat er ná Zijn offer zijn zal: een weg tot redding van alle mensen! En zo gaat Hij in gehoorzaamheid aan God deze geestelijk en lichamelijk immens zware weg.
Zijn volgelingen bereidt Hij langzaam voor op wat gaat komen. Hij vertelt hen meerdere malen wat Hem te wachten staat maar Hij kijkt ook verder vooruit.
Op een dag kijken Hij en Zijn discipelen op een afstandje naar Jeruzalem en de discipelen wijzen Jezus op het mooie zicht op de tempel, waarop Jezus hen begint te vertellen over de toekomst(Matt 24, 25):
Kijk nog eens goed naar de tempel. Ik waarschuw jullie, er zal niet één steen op de andere gelaten worden; alles zal afgebroken worden. En zo is ook gebeurd. In het jaar 70 na Christus hebben de Romeinen als antwoord op een opstand van de Joden, de tempel totaal verwoest en is hij in vlammen opgegaan. Daarna is de Joodse diaspora begonnen en zijn de Joden opnieuw uit Israël verdreven en onder de volkeren verspreid.
Jezus waarschuwt voor deze vreselijke aanval op Jeruzalem, maar Jezus kijkt ook nog verder vooruit en waarschuwt voor nog een grotere aanval die komen gaat en refereert daarbij aan de profetie van Daniël.
Er zullen veel oorlogen komen, zo vertelt Jezus, en hongersnoden, besmettelijke ziektes en aardbevingen. Er zal ook vervolging en verdrukking komen van de volgelingen van Jezus en er zullen valse profeten komen die roepen dat ze in Jezus naam komen als verlosser. De wetteloosheid zal toenemen en de liefde van de mensen zal daardoor verkillen.
Aan het eind zal er zelfs zo’n grote verdrukking komen, dat geen christen die zou kunnen weerstaan als God niet zou ingrijpen en er een einde aan zou maken.
Als er in die tijd iemand roept dat Jezus terug is gekomen op aarde, geloof hem dan niet. Want als Ik terug kom, zo vertelt Jezus, zal iedereen het zien aan de hemel. Niemand kan dan nog twijfelen. En Ik zal dan mijn engelen sturen naar al Mijn volgelingen, iedereen die op Mij vertrouwt, om ze op te halen uit alle uithoeken van de hemel en de aarde. Ze zullen erbij mogen zijn, bij Mij mogen zijn.
Dus, als je ziet dat deze dingen gaan gebeuren en als het moeilijk is voor jullie, kijk dan omhoog, hef je hoofd op, want jullie redding is dan dichtbij!
Jezus drukt de discipelen op het hart om waakzaam te zijn en waakzaam te blijven en niet volledig in beslag genomen te worden door de zorgen en geneugten van het aardse leven, want dan zal de dag dat Jezus terugkomt je namelijk volkomen verrassen.
En als Jezus dan terugkomt, zo vertelt Hij, zal Hij komen in heerlijkheid met al de engelen en zitting nemen op Zijn troon. Dan zal het oordeel plaatsvinden. Hij zal scheiding maken tussen hen die zich hebben laten leiden door Gods Heilige Geest en hen die voor zichzelf geleefd hebben. Hij legt uit (Joh 15: 9-12): “Zoals de Vader Mij liefheeft, heb Ik ook u lief. Blijf in Mijn liefde door Mijn geboden in acht te nemen, zoals ik de geboden van Mijn Vader in acht neem en in Zijn liefde blijf. Op die manier zal Mijn blijdschap in u blijven en uw blijdschap volkomen worden. En dit is Mijn gebod: dat u elkaar liefhebt, zoals Ik u liefheb.
Gods Heilige Geest leert ons over de liefde van Jezus en God voor ons, en leert ons ook het liefhebben van elkaar. En dat is heel concreet, bijvoorbeeld elkaar opzoeken als we ziek zijn, eten en drinken en kleding geven aan hen die dat nodig hebben, vreemdelingen gastvrij ontvangen(!), mensen bezoeken die gevangen zitten,…
Het Pesachfeest, het feest van de uittocht van het volk uit het slavenhuis Egypte (Ex. 12), komt eraan. Zoals alle Joden, vertrekt Jezus, met Zijn discipelen, naar Jeruzalem om het daar te vieren. De mensen zijn dolenthousiast als ze Hem zien komen en onthalen Hem alsof Hij hun Koning is. Maar Jezus weet dat Hij hen in eerste instantie zal gaan teleurstellen.
Voor het Pesachfeest neemt ieder gezin een lammetje mee om te slachten voor de Pesachmaaltijd, ter herinnering aan wat destijds de Joden in Egypte moesten doen. Toen werd, de dag voor hun uittocht uit Egypte, het bloed van het geslachte lammetje aan de deurposten gesmeerd en ging de doodsengel daardoor die nacht aan hun huis voorbij.
Jezus viert de Pesachmaaltijd met Zijn discipelen en leert hen tijdens de maaltijd een nieuwe betekenis ervan. Hij neemt het brood, zegent het, breekt het en deelt het uit aan Zijn discipelen en zegt: Neem en eet het, dit is Mijn lichaam.
Dan neemt Hij de beker met wijn, dankt ervoor en geeft die aan Zijn discipelen en zegt: “Drink allemaal hieruit, want dit is Mijn bloed, dat voor velen vergoten wordt tot vergeving van zonden.
Deze maaltijd vieren we nu nog steeds, in opdracht van Jezus, om te denken aan Zijn offer en ook aan Zijn belofte dat Hij weer terug zal komen en met ons wijn zal drinken in het Koninkrijk van God.
Tijdens de maaltijd neemt Judas Iskariot, de penningmeester uit Jezus groep discipelen, een vreselijk besluit. Hij is het zat en ziet het niet meer zitten met Jezus en stapt naar de geestelijke leiders. Hij had al eerder stiekem contact gehad met hen en nu gaat hij naar hen toe om Jezus definitief te verraden voor dertig zilverlingen, ongeveer het bedrag dat een slaaf kost. Dit bedrag wordt overigens al genoemd in de profetie van Zacharia (Zach 11: 12,13).
Jezus weet dat Zijn tijd om Zichzelf op te offeren nu gekomen is en bidt een heel intiem en liefdevol gebed (Joh. 17). Hij geeft Zichzelf daarin volledig over aan God ten behoeve van Gods reddingsplan voor de mensen. Hij pleit ook voor Zijn discipelen die achter zullen blijven op aarde. Hij legt hun bescherming in Gods handen.
En, hoe bijzonder, Jezus bidt ook voor Zijn toekomstige volgelingen, met de woorden (Joh. 17:20, 21): “En Ik bid niet alleen voor dezen, maar ook voor hen die door hun woord in Mij zullen geloven, opdat zij allen één zullen zijn, zoals U, Vader, in Mij, en Ik in U, dat ook zij in Ons één zullen zijn, opdat de wereld zal geloven dat U Mij Gezonden hebt.”
Jezus neemt afscheid maar bidt dat Zijn volgelingen straks toch bij Hem zullen mogen zijn, Hij in hen, zoals God in Jezus is. Hoe intiem kan de band met Jezus zijn!!! En hoe waar is het dan, dat zij, die Jezus kennen, allemaal broers en zussen van elkaar zijn in Jezus! Eén in de Vader en één in Jezus, één volk en één Koninkrijk van God.
Na de Pesachmaaltijd en het vertrek van Judas, trekt Jezus Zich, zoals Hij vaker deed, met Zijn discipelen terug in een tuin net buiten Jeruzalem, de hof van Gethsémané. Daar overvalt Jezus een diepe angst en een intens verdriet over wat komen gaat. De angst wordt steeds groter en Hij vraagt Zijn drie beste vrienden onder de discipelen om met Hem te waken en te bidden. Ze houden het echter niet vol. Door verdriet en vermoeidheid vallen ze, tijdens Jezus’ zielenstrijd, ongewild in slaap.
Jezus blijft alleen in het donker met Zijn angst en verdriet. Hij valt voorover met Zijn gezicht op de grond en smeekt God dat, als het mogelijk is, Hij dit lijden niet hoeft te ondergaan…., maar als het niet anders kan, dan wil Jezus toch dat Gods wil doorgaat en niet die van Hemzelf.
Ondanks kracht die Hij van God ontvangt, neemt Zijn angst alleen maar toe, totdat Hij zelfs grote druppels bloed gaat zweten. Zo schreeuwt Hij het uit naar God, tot wel drie keer toe. Maar telkens eindigt Hij toch met overgave: Laat, als het echt niet anders kan, Uw wil gebeuren…..
Daarna volgen de gebeurtenissen elkaar snel op.
Judas komt midden in de nacht met een legertje, samengesteld door de Godsdienstige leiders, naar de hof van Gethsémané. Hij wijst hen Jezus aan door Hem te kussen. Hoe wrang als een vriend je verraadt met een kus…
Jezus laat zich vrijwillig gevangen nemen en Zijn discipelen vluchten weg om het vege lijf te redden.
Het laatste stuk van Jezus’ lijdensweg is nu in alle hevigheid begonnen. Verlaten of verraden door Zijn discipelen, wordt Hij die nacht vol leedvermaak geslagen en bespot door de soldaten. De volgende dag wordt Hij voor de raad van de Joodse machthebbers, bestaande uit de geestelijke leiders, geleid. Daar wordt Hij vals beschuldigd en door de geestelijke leiders in een schijnproces veroordeeld tot de dood.
Jezus verdedigt Zich in het geheel niet. Hij gaat deze weg vrijwillig, gehoorzaam aan God.
Maar de Joden worden bezet door de Romeinen en zijn niet bevoegd om zelf een doodvonnis te voltrekken. Dus Jezus wordt vervolgens onmiddellijk naar de Romeinse stadhouder Pilatus gebracht. Deze hoort de valse beschuldigingen van de Joodse elite en ondervraagt ook zelf Jezus. Hij vindt geen enkele aanleiding voor een doodvonnis en stuurt Jezus door naar Herodes, de machthebber over Galilea waar Jezus vandaan komt. Daar wordt Jezus opnieuw heftig beschuldigd door de godsdienstige leiders en gepest en bespot door Herodes en zijn soldaten. Maar Jezus geeft ook hier geen weerwoord. Terug bij Pilatus is er voor Pilatus al met al nog steeds geen reden tot een doodsvonnis. Pilatus probeert nog een politieke oplossing om Jezus te redden, maar de druk van het volk en de kans op een volksoproer wordt hem toch uiteindelijk te groot. Hij zwicht. Hij wast zijn handen in onschuld, laat Jezus geselen en geeft Hem mee aan de woedende menigte. Woedend, want dezelfde mensen die Hem enkele dagen geleden nog juichend ontvingen als hun nieuwe Koning zijn inmiddels gedesillusioneerd en flink opgeruid door de godsdienstleraren. Niets veranderlijker dan een mens….
Nog diezelfde dag wordt Jezus aan het kruis genageld, een enorm pijnlijke en vernederende manier om te sterven. En terwijl Hij helse pijnen lijdt, ontfermt Hij zich toch nog over hen die Hem kruisigen met de woorden: “Vader, vergeef het hen, want ze weten niet wat ze doen.”
De tijd verstrijkt, terwijl Jezus aan het kruis hangt. Hij voelt een enorme verlatenheid over zich heen komen en schreeuwt het uit: Mijn God, Mijn God, waarom hebt U Mij verlaten?
Er gebeuren wonderlijke dingen rondom Jezus sterven. Midden op de dag wordt het drie uur donker en dan geeft Jezus met een luide schreeuw de geest. De aarde beeft, rotsen scheuren en graven breken open en lichamen van heiligen die gestorven zijn, worden opgewekt. Op dat moment scheurt ook het voorhangsel in de tempel van boven naar beneden in tweeën. Het Heilige der Heilige, waar de ark van God staat, is plots toegankelijk voor iedereen! Normaal mag daar alleen de hoge preister eens per jaar op grote verzoendag naar binnen, nadat hij zichzelf gereinigd heeft. Hij neemt dan het bloed van een geofferd lam mee om over het verzoendeksel van de ark te sprenkelen tot verzoening van de zonden van het volk. Hoe symbolisch is het, dat het voorhangsel scheurt. Want door het bloed van Jezus, Gods offerlam, mogen wij nu allemáál naderen tot God, omdat we in Jezus voor altijd gereinigd zijn. Jezus is als het ware dé Hoge Priester die voor eens en voor altijd met Zijn eigen bloed bij God verzoening brengt voor héél Zijn volk. En dat volk bestaat uit iedereen die Hem als Hoge Priester en Redder wil aanvaarden.
En zo is Jezus gestorven en geofferd als een lam aan het begin van het Pesachfeest, het feest van de bevrijding. En met Zijn bloed heeft Hij, net als het Pesachlam destijds, redding gegeven van de dood aan alle mensen die Jezus’ offer en Zijn woorden aanvaarden. Niet langer hoeven ze perfect aan Gods wet te voldoen om te kunnen en mogen leven voor God. Dat slavenjuk is voorgoed van hen afgeworpen; ze zijn bevrijd. Vóór hen ligt de weg van het leven en het eeuwige leven, die ze als vrije kinderen van God mogen gaan.
Jezus wordt nog diezelfde dag in allerijl van het kruis gehaald en krijgt een spoedbegrafenis. Het Pesachfeest begint immers binnen enkele uren en dan mag er niet begraven worden. Pas op de derde dag kan weer omgezien worden naar een nettere begrafenis van Jezus. Intussen laten de godsdienstige leiders van Israël het graf bewaken zodat ze zeker weten dat niemand het lichaam van Jezus zal stelen. Hij had immers beweerd tijdens Zijn leven dat Hij na drie dagen weer zou opstaan. De schijn dat dat gebeurd zou zijn, moet ten koste van alles voorkomen worden, anders zijn de godsdienstige leiders nóg niet af van de “kwalijke” verhalen rondom Jezus.
Maar tegen engelen die neerdalen en de grafsteen wegrollen is geen soldaat bestand. En zo staat Jezus lichamelijk op uit de dood.
Hij is de eerste die opstaat uit de dood. Velen zullen nog volgen. Doordat Jezus Zijn leven gaf in gehoorzaamheid aan God, heeft Hij namelijk de macht van de dood en de duivel overwonnen, die er was gekomen doordat de mens in het paradijs juist óngehoorzaam was geweest aan God.
De mens die zichzelf voor een appel en een ei aan de duivel had verkocht, koopt Jezus vrij met Zijn eigen kostbare bloed.
Jezus verschijnt, na Zijn opstanding, aan heel veel mensen, waaronder zijn discipelen. Hij praat met hen, eet met hen en bereidt hen voor op hun komende taak. Hij zendt hen de wereld in om aan iedereen te vertellen van Gods Koninkrijk en van Gods genade door het offer van Jezus. Ze moeten echter wachten totdat ze de Heilige Geest ontvangen. Die zal hen leiden en hun woorden bekrachtigen.
Na veertig dagen keert Jezus naar Zijn Vader in de hemel terug. Terwijl de discipelen de wolk nog nastaren, waarop Jezus naar de hemel opstijgt, vertellen twee engelen hen dat Jezus op diezelfde manier ooit zal terugkomen.
Maar eerst ligt er een andere taak op hen te wachten:
Maak de mensen over heel de aarde bekend met de blijde boodschap van Jezus!