De bijbel beschrijft de kerk als een lichaam, waarin elk kerklid een lichaamsdeel is (1 Corinthiërs 12:12). Zoals lichaamsdelen onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn en nauw samenwerken, zo horen ook gemeenteleden te zijn. De plaatselijke kerk is, door haar relatieve kleinheid, in eerste instantie de plek waar de onderlinge verbondenheid en samenwerking tot uiting kan worden gebracht. Door elkaar lief te hebben en één te zijn in vreugdevolle en verdrietige tijden gaat de kerk steeds meer functioneren als een lichaam, waarvan Christus het Hoofd is.
In een tijd van toenemende individualisering is het van groot belang om oog voor elkaar te blijven houden.